Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. chanteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for chanteer from Dutch to French

chanteren:

chanteren verb (chanteer, chanteert, chanteerde, chanteerden, gechanteerd)

  1. chanteren (afpersen)
    extorquer; faire chanter
    • extorquer verb (extorque, extorques, extorquons, extorquez, )

Conjugations for chanteren:

o.t.t.
  1. chanteer
  2. chanteert
  3. chanteert
  4. chanteren
  5. chanteren
  6. chanteren
o.v.t.
  1. chanteerde
  2. chanteerde
  3. chanteerde
  4. chanteerden
  5. chanteerden
  6. chanteerden
v.t.t.
  1. heb gechanteerd
  2. hebt gechanteerd
  3. heeft gechanteerd
  4. hebben gechanteerd
  5. hebben gechanteerd
  6. hebben gechanteerd
v.v.t.
  1. had gechanteerd
  2. had gechanteerd
  3. had gechanteerd
  4. hadden gechanteerd
  5. hadden gechanteerd
  6. hadden gechanteerd
o.t.t.t.
  1. zal chanteren
  2. zult chanteren
  3. zal chanteren
  4. zullen chanteren
  5. zullen chanteren
  6. zullen chanteren
o.v.t.t.
  1. zou chanteren
  2. zou chanteren
  3. zou chanteren
  4. zouden chanteren
  5. zouden chanteren
  6. zouden chanteren
en verder
  1. ben gechanteerd
  2. bent gechanteerd
  3. is gechanteerd
  4. zijn gechanteerd
  5. zijn gechanteerd
  6. zijn gechanteerd
diversen
  1. chanteer!
  2. chanteert!
  3. gechanteerd
  4. chanterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for chanteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
extorquer afpersen; chanteren afbedelen; iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken
faire chanter afpersen; chanteren

Wiktionary Translations for chanteren:


Cross Translation:
FromToVia
chanteren faire chanter; faire du chantage blackmail — to extort money