Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. behalen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for behaal from Dutch to French

behalen:

behalen verb (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)

  1. behalen (verkrijgen; winnen)
    obtenir; atteindre; gagner; réaliser; parvenir à
    • obtenir verb (obtiens, obtient, obtenons, obtenez, )
    • atteindre verb (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )
    • réaliser verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )

Conjugations for behalen:

o.t.t.
  1. behaal
  2. behaalt
  3. behaalt
  4. behalen
  5. behalen
  6. behalen
o.v.t.
  1. behaalde
  2. behaalde
  3. behaalde
  4. behaalden
  5. behaalden
  6. behaalden
v.t.t.
  1. heb behaald
  2. hebt behaald
  3. heeft behaald
  4. hebben behaald
  5. hebben behaald
  6. hebben behaald
v.v.t.
  1. had behaald
  2. had behaald
  3. had behaald
  4. hadden behaald
  5. hadden behaald
  6. hadden behaald
o.t.t.t.
  1. zal behalen
  2. zult behalen
  3. zal behalen
  4. zullen behalen
  5. zullen behalen
  6. zullen behalen
o.v.t.t.
  1. zou behalen
  2. zou behalen
  3. zou behalen
  4. zouden behalen
  5. zouden behalen
  6. zouden behalen
diversen
  1. behaal!
  2. behaalt!
  3. behaald
  4. behalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

behalen [znw.] noun

  1. behalen
    l'obtention

Translation Matrix for behalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
obtention behalen aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving
VerbRelated TranslationsOther Translations
atteindre behalen; verkrijgen; winnen aangaan; aankomen; aflopen; arriveren; bereiken; beroeren; betreffen; doordringen; komen tot; ontroeren; penetreren in; raken; reiken; resulteren; slaan op; terechtkomen; treffen; uitkomen bij; uitvloeien in; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
gagner behalen; verkrijgen; winnen bekruipen; besparen; binnenbrengen; binnenhalen; de overwinning behalen; eigen maken; geld besparen; gewinnen; halen; het gevoel krijgen; iets bemachtigen; kopen; matigen; minder gebruiken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; overwinnen; pakken; te boven komen; te pakken krijgen; verdienen; verkrijgen; verslaan; verwerven; winnen; zegevieren; zich meester maken van
obtenir behalen; verkrijgen; winnen aanschaffen; bemachtigen; binnenbrengen; binnenhalen; eigen maken; halen; iets bemachtigen; kopen; pakken; te pakken krijgen; toekrijgen; verkrijgen; verwerven
parvenir à behalen; verkrijgen; winnen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
réaliser behalen; verkrijgen; winnen arbeiden; bedingen; begrijpen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; klaarspelen; lappen; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken

Wiktionary Translations for behalen:

behalen
verb
  1. een diploma of certificaat verwerven
behalen
verb
  1. toucher par un bout.
  2. Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).
  3. toucher de loin au moyen d’un projectile.
  4. Traductions à trier suivant le sens
  5. Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer.
  6. Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
  7. Gagner, obtenir

Cross Translation:
FromToVia
behalen obtenir erzielen — etwas anvisiert (Angestrebtes) erreichen