Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. omroeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omroeren from Dutch to French

omroeren:

omroeren verb (roer om, roert om, roerde om, roerden om, omgeroerd)

  1. omroeren (roeren)
    battre; tourner; agiter; pousser; bouger; remuer; brouiller; fatiguer; attiser; mettre en émoi; toucher légèrement
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • tourner verb (tourne, tournes, tournons, tournez, )
    • agiter verb (agite, agites, agitons, agitez, )
    • pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • bouger verb (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
    • remuer verb (remue, remues, remuons, remuez, )
    • brouiller verb (brouille, brouilles, brouillons, brouillez, )
    • fatiguer verb (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )

Conjugations for omroeren:

o.t.t.
  1. roer om
  2. roert om
  3. roert om
  4. roeren om
  5. roeren om
  6. roeren om
o.v.t.
  1. roerde om
  2. roerde om
  3. roerde om
  4. roerden om
  5. roerden om
  6. roerden om
v.t.t.
  1. heb omgeroerd
  2. hebt omgeroerd
  3. heeft omgeroerd
  4. hebben omgeroerd
  5. hebben omgeroerd
  6. hebben omgeroerd
v.v.t.
  1. had omgeroerd
  2. had omgeroerd
  3. had omgeroerd
  4. hadden omgeroerd
  5. hadden omgeroerd
  6. hadden omgeroerd
o.t.t.t.
  1. zal omroeren
  2. zult omroeren
  3. zal omroeren
  4. zullen omroeren
  5. zullen omroeren
  6. zullen omroeren
o.v.t.t.
  1. zou omroeren
  2. zou omroeren
  3. zou omroeren
  4. zouden omroeren
  5. zouden omroeren
  6. zouden omroeren
diversen
  1. roer om!
  2. roert om!
  3. omgeroerd
  4. omroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omroeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
battre afbeuken
fatiguer afmatten; uitputten; vermoeien
VerbRelated TranslationsOther Translations
agiter omroeren; roeren aan de zwerf zijn; afranselen; agiteren; beroeren; beven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; iemand toetakelen; in beroering brengen; op en neer bewegen; oppoken; opstoken; roeren; rondzwerven; schudden; slingeren; trillen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken; zwerven
attiser omroeren; roeren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
battre omroeren; roeren aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; bonken; hameren; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; kloppen met een hamer; klutsen; meppen; raken; rammen; slaan; tikken; timmeren; treffen
bouger omroeren; roeren agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; loshangen; loszitten; manoeuvreren; marcheren; oppoken; opstoken; verroeren; zich bewegen; zich verplaatsen
brouiller omroeren; roeren bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verstoren; vertoornen; verzieken
fatiguer omroeren; roeren afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien
mettre en émoi omroeren; roeren agiteren; in beroering brengen; oppoken; opstoken
pousser omroeren; roeren aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
remuer omroeren; roeren agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; mixen; ontroeren; op en neer bewegen; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; spartelen; treffen; verroeren
toucher légèrement omroeren; roeren aanroeren; aanstippen; even aanraken
tourner omroeren; roeren aaneenrijgen; draaien; duizelen; heen en weer zwaaien; iets omdraaien; in de war maken; inkleden; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; omwenden; omzwaaien; ontsluiten; opendraaien; openen; rijgen; rollen; ronddraaien; rondtollen; rondwentelen; roteren; slingeren; teruggaan; tollen; wegdraaien; wenden; wentelen; zwaaien; zwenken

Wiktionary Translations for omroeren: