Noun | Related Translations | Other Translations |
direct
|
|
compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; tramkaartje; vriend
|
prochain
|
|
medemens
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aussitôt
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; haast; nagenoeg; ogenblikkelijk; onverwijld; prompt; schier; subiet; welhaast
|
avant peu
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; haast; later; nagenoeg; schier; straks; weldra; welhaast; zometeen
|
bientôt
|
aanstonds; direct; terstond
|
alras; bijna; dra; eerstdaags; gauw; haast; later; nagenoeg; schier; spoedig; straks; vervolgens; weldra; welhaast; zometeen
|
d'ici peu
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; binnenkort; dra; eerstdaags; gauw; haast; later; nagenoeg; schier; spoedig; straks; weldra; welhaast; zometeen
|
dans un instant
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; direct; haast; nagenoeg; schier; welhaast; zo; zo meteen
|
direct
|
aanstonds; dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
dadelijk; direct; directe; duidelijk; echt; eerlijk; fideel; gauw; gezwind; linea recta; menens; ongezouten; onverwijld; openhartig; openlijk; oprecht; recht door zee; rechtstreeks; regelrecht; rondborstig; ronduit; trouwhartig; zo meteen
|
directement
|
aanstonds; dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
bijna; direct; directe; frank; gauw; gezwind; haast; linea recta; nagenoeg; onverwijld; open; rechtstreeks; rechttoe; regelrecht; schier; subiet; welhaast
|
en ligne droite
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
|
en même temps
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
gelijktijdig; op hetzelfde moment; simultaan; tegelijk; tegelijkertijd; terwijl; terzelfder tijd; tezelfdertijd
|
immédiat
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
bijna; direct; gauw; gezwind; haast; nagenoeg; ogenblikkelijk; onverwijld; schier; welhaast
|
immédiatement
|
aanstonds; dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
acuut; bijna; dadelijk; direct; gauw; gezwind; haast; nagenoeg; ogenblikkelijk; onverwijld; schier; subiet; welhaast; zo meteen
|
presque
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijkans; bijna; bijna geheel; haast; nagenoeg; schier; vrijwel; welhaast; zowat
|
prochain
|
aanstonds; direct; terstond
|
aankomend; aanstaand; aanstaande; eerstvolgend; komend; navolgend; onderstaande; toekomend; toekomstig; toekomstige; volgend; volgende
|
prochainement
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; haast; later; nagenoeg; schier; straks; vervolgens; weldra; welhaast; zometeen
|
prompt
|
aanstonds; direct; terstond
|
abrupt; adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; dadelijk; direct; eensklaps; flitsend; gauw; gevat; goochem; haastig; ijlings; ineens; kien; ogenblikkelijk; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onverwijld; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; raak; rap; schrander; slim; snedig; snel; uitgeslapen; vlot; vlug; zo meteen
|
rapidement
|
aanstonds; direct; terstond
|
flitsend; haastig; kortstondig; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; rap; snel; terloops; vlot; vluchtelings; vluchtig; vlug
|
simultané
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
gelijktijdig; simultaan; tegelijk; tegelijkertijd
|
sous peu
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; binnenkort; dra; eerstdaags; gauw; haast; later; nagenoeg; schier; spoedig; straks; weldra; welhaast; zometeen
|
tantôt
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; haast; nagenoeg; schier; welhaast
|
tout de suite
|
aanstonds; dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
bijna; dadelijk; direct; haast; later; met onmiddellijk effect; met onmiddellijke ingang; nagenoeg; onverwijld; per direct; prompt; schier; straks; subiet; weldra; welhaast; zo meteen; zometeen
|
tout droit
|
dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond
|
direct; frank; kaarsrecht; lijnrecht; linea recta; loodrecht; open; openlijk; recht; rechtaan; rechtdoor; rechtstreeks; rechttoe; rechtuit; regelrecht; ronduit
|
tout à l'heure
|
aanstonds; direct; terstond
|
daarnet; direct; juist; later; naderhand; net; pas; straks; weldra; zo; zo meteen; zojuist; zometeen; zonet; zoëven
|
vite
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; dra; eerstdaags; gauw; haast; haastig; ijlings; nagenoeg; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; rap; schier; snel; spoedig; vingervlug; vlot; vlug; weldra; welhaast
|
à bref délai
|
aanstonds; direct; terstond
|
bijna; dra; eerstdaags; gauw; haast; nagenoeg; schier; spoedig; weldra; welhaast
|