Dutch

Detailed Translations for bestormen from Dutch to French

bestormen:

bestormen verb (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)

  1. bestormen (attaqueren; aanvallen; overvallen)
    attaquer; assaillir; imposer; agresser; brusquer; forcer; contraindre; assiéger; faire violence; se précipiter; s'élancer; se ruer; prendre d'assaut; se ruer sur; donner l'assaut à
    • attaquer verb (attaque, attaques, attaquons, attaquez, )
    • assaillir verb (assaille, assailles, assaillons, assaillez, )
    • imposer verb (impose, imposes, imposons, imposez, )
    • agresser verb (agresse, agresses, agressons, agressez, )
    • brusquer verb (brusque, brusques, brusquons, brusquez, )
    • forcer verb (force, forces, forçons, forcez, )
    • contraindre verb (contrains, contraint, contraignons, contraignez, )
    • assiéger verb (assiège, assièges, assiégeons, assiégez, )
    • s'élancer verb
    • se ruer verb
  2. bestormen (overstelpen)
    submerger
    • submerger verb (submerge, submerges, submergeons, submergez, )

Conjugations for bestormen:

o.t.t.
  1. bestorm
  2. bestormt
  3. bestormt
  4. bestormen
  5. bestormen
  6. bestormen
o.v.t.
  1. bestormde
  2. bestormde
  3. bestormde
  4. bestormden
  5. bestormden
  6. bestormden
v.t.t.
  1. heb bestormd
  2. hebt bestormd
  3. heeft bestormd
  4. hebben bestormd
  5. hebben bestormd
  6. hebben bestormd
v.v.t.
  1. had bestormd
  2. had bestormd
  3. had bestormd
  4. hadden bestormd
  5. hadden bestormd
  6. hadden bestormd
o.t.t.t.
  1. zal bestormen
  2. zult bestormen
  3. zal bestormen
  4. zullen bestormen
  5. zullen bestormen
  6. zullen bestormen
o.v.t.t.
  1. zou bestormen
  2. zou bestormen
  3. zou bestormen
  4. zouden bestormen
  5. zouden bestormen
  6. zouden bestormen
diversen
  1. bestorm!
  2. bestormt!
  3. bestormd
  4. bestormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bestormen:

NounRelated TranslationsOther Translations
imposer forceren; opdringen
VerbRelated TranslationsOther Translations
agresser aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen aanranden; belegeren; onteren; ontwijden; vrouw aanranden
assaillir aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren; stormlopen
assiéger aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren
attaquer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen aanpakken; aanranden; aanvechten; belegeren; bestrijden; betwisten; grijpen; onderhanden nemen; onteren; ontwijden; toeslaan; vrouw aanranden
brusquer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen accelereren; bespoedigen; brutaliseren; bruuskeren; dwingen; forceren; geweld gebruiken; koeioneren; kwellen; narren; onheus bejegenen; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; verhaasten; versnellen
contraindre aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen afdwingen; africhten; bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; dier africhten; dresseren; dwingen; forceren; in bedwang houden; intomen; matigen; noodzaken tot; trainen
donner l'assaut à aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren
faire violence aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen geweld gebruiken; onteren; ontwijden
forcer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen afdwingen; doordrijven; dwingen; forceren; iem. afdwingen; kraken; losbreken; noodzaken tot; ontrukken; onttrekken; opdwingen; openbreken; openrukken; verplichten
imposer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen aandringen; aanhouden; doordrijven; dwingen; forceren; op iets aandringen; opleggen; opzadelen
prendre d'assaut aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren; enteren
s'élancer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen afspatten; afspringen; afvliegen; belegeren; opjagen; snellen; spoeden
se précipiter aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen aanpoten; belegeren; binnenstormen; binnenvliegen; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden; zich storten
se ruer aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren; hardlopen; rennen
se ruer sur aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren; stormlopen
submerger bestormen; overstelpen onder water zetten; overstromen; stromende onder water zetten; verdrinken; verzuipen
OtherRelated TranslationsOther Translations
imposer imponeren

Wiktionary Translations for bestormen:

bestormen
verb
  1. met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen