Dutch

Detailed Translations for vind from Dutch to Spanish

vinden:

vinden verb (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)

  1. vinden (aantreffen; tegenkomen)
  2. vinden (ontdekken)
  3. vinden (traceren; lokaliseren; opsporen)
  4. vinden
    buscar

Conjugations for vinden:

o.t.t.
  1. vind
  2. vindt
  3. vindt
  4. vinden
  5. vinden
  6. vinden
o.v.t.
  1. vond
  2. vond
  3. vond
  4. vonden
  5. vonden
  6. vonden
v.t.t.
  1. heb gevonden
  2. hebt gevonden
  3. heeft gevonden
  4. hebben gevonden
  5. hebben gevonden
  6. hebben gevonden
v.v.t.
  1. had gevonden
  2. had gevonden
  3. had gevonden
  4. hadden gevonden
  5. hadden gevonden
  6. hadden gevonden
o.t.t.t.
  1. zal vinden
  2. zult vinden
  3. zal vinden
  4. zullen vinden
  5. zullen vinden
  6. zullen vinden
o.v.t.t.
  1. zou vinden
  2. zou vinden
  3. zou vinden
  4. zouden vinden
  5. zouden vinden
  6. zouden vinden
diversen
  1. vind!
  2. vindt!
  3. gevonden
  4. vindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vinden [znw.] noun

  1. vinden (aantreffen)
    el encuentrar; el descubrimir

Translation Matrix for vinden:

NounRelated TranslationsOther Translations
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
descubrimir aantreffen; vinden
encuentrar aantreffen; vinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
buscar vinden aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; afzoeken; beproeven; halen; iets opzoeken; keuren; kopen; naslaan; nazoeken; onderzoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; testen; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
dar con ontdekken; vinden aanvaren
descrubir ontdekken; vinden
encontrar aantreffen; lokaliseren; ontdekken; opsporen; tegenkomen; traceren; vinden aanboren; beroeren; boren; oprijzen; raken; rijzen; treffen
encontrarse aantreffen; ontdekken; tegenkomen; vinden afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; ergens verkeren; gelegen zijn; liggen; ontmoeten; samenkomen; tegenkomen; treffen; uithangen; verkeren; verzamelen; zich bevinden; zijn
hallar aantreffen; tegenkomen; vinden
localizar lokaliseren; opsporen; traceren; vinden kalibreren; plaats toekennen; plaatsen
tropezarse con aantreffen; tegenkomen; vinden ontmoeten; tegenkomen; treffen
- denken

Synonyms for "vinden":


Antonyms for "vinden":


Related Definitions for "vinden":

  1. een mening hebben1
    • ik vind dat een goed plan1
  2. graag met iemand omgaan1
    • ik kan het goed met haar vinden1
  3. hem of het weer ontdekken1
    • ik heb de verloren ring gevonden1
  4. het toevallig tegenkomen1
    • ik vond een leuke jas in de uitverkoop1

Wiktionary Translations for vinden:

vinden
verb
  1. iets aantreffen nadat ernaar gezocht is
  2. iets bedenken
  3. iets op een bepaalde wijze beschouwen of ervaren
  4. iets ondervinden, iets ten deel krijgen

Cross Translation:
FromToVia
vinden considerar consider — assign some quality to
vinden encontrar; hallar find — encounter, locate, discover
vinden creer; encontrar find — decide that
vinden divisar; detectar; localizar; ubicar; avistar spot — see, pick out, notice or identify
vinden pensar; creer; opinar think — be of the opinion that
vinden creer think — consider, judge, regard something as
vinden encontrar findentransitiv: etwas oder jemanden für etwas halten, eine Meinung über etwas oder jemanden haben, etwas oder jemanden auf eine bestimmte Art einschätzen
vinden encontrar findentransitiv: etwas oder jemanden durch Suchen oder durch Zufall entdecken, sehen
vinden encontrar; hallar trouverrencontrer ce que l’on chercher.