Dutch

Detailed Translations for verplaatsen from Dutch to Spanish

verplaatsen:

Conjugations for verplaatsen:

o.t.t.
  1. verplaats
  2. verplaatst
  3. verplaatst
  4. verplaatsen
  5. verplaatsen
  6. verplaatsen
o.v.t.
  1. verplaatste
  2. verplaatste
  3. verplaatste
  4. verplaatsten
  5. verplaatsten
  6. verplaatsten
v.t.t.
  1. heb verplaatst
  2. hebt verplaatst
  3. heeft verplaatst
  4. hebben verplaatst
  5. hebben verplaatst
  6. hebben verplaatst
v.v.t.
  1. had verplaatst
  2. had verplaatst
  3. had verplaatst
  4. hadden verplaatst
  5. hadden verplaatst
  6. hadden verplaatst
o.t.t.t.
  1. zal verplaatsen
  2. zult verplaatsen
  3. zal verplaatsen
  4. zullen verplaatsen
  5. zullen verplaatsen
  6. zullen verplaatsen
o.v.t.t.
  1. zou verplaatsen
  2. zou verplaatsen
  3. zou verplaatsen
  4. zouden verplaatsen
  5. zouden verplaatsen
  6. zouden verplaatsen
diversen
  1. verplaats!
  2. verplaatst!
  3. verplaatst
  4. verplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verplaatsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
extirpar afzetten; amputatie; amputeren; verwijderen; wegnemen
quitar afzetten; amputatie; amputeren; ontnemen; verwijderen; wegnemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
alejarse afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
cambiar de lugar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; verleggen
cambiar de sitio disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten converteren; iets verplaatsen; omzetten; verleggen; verwisselen
cambiar la fecha disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
ceder el sitio opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten
desplazar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten demonteren; een spier verrekken; iets verplaatsen; ontmantelen; onttakelen; schuiven; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verschuiven; voortbewegen
distanciar afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
expulsar afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken bannen; bezweren; demonteren; deporteren; ontheffen; ontmantelen; ontslaan; onttakelen; opsturen; posten; sturen; toezenden; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uitbannen; uitdrijven; uiteen nemen; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verzenden; wegjagen; wegsturen; wegzenden
extirpar afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; uitnemen; uitroeien; verdelgen; wegvagen
mover disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten beroeren; bewegen; deponeren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
quitar afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afhelpen; afvegen; afwissen; beroven; beroven van; bevrijden van; depriveren; erafhalen; leegplunderen; loshalen; naar buiten halen; ontnemen; ontstelen; plunderen; reinigen; roven; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; te kort doen; uithalen; uitnemen; uitplunderen; wegsnijden; zuiveren
transferir disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; delegeren; geld overmaken; gireren; overboeken; overbrengen; overdragen; overhevelen; overplaatsen; overschrijven; overtappen; overzenden; overzetten; per postgiro betalen; standplaats veranderen; transponeren
trasladar disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten brengen; demonteren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ontmantelen; onttakelen; overhevelen; overtappen; overzetten; transponeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; vervoeren; wegleiden; wegvoeren

Related Definitions for "verplaatsen":

  1. een andere plaats geven1
    • heb je de bank alweer verplaatst?1
  2. zich in zijn toestand inleven1
    • ik kan me goed in hem verplaatsen1

Wiktionary Translations for verplaatsen:


Cross Translation:
FromToVia
verplaatsen trasladar move — to transfer from one space or position to another
verplaatsen transferir transfer — to move or pass from one place, person or thing to another
verplaatsen trasladar; mover; desplazar déplacer — Prendre quelque chose et le placer ailleurs.
verplaatsen remover; mover; conmover; emocionar remuermouvoir, déplacer.

Related Translations for verplaatsen