Dutch

Detailed Translations for steunt from Dutch to Spanish

steunt form of steunen:

Conjugations for steunen:

o.t.t.
  1. steun
  2. steunt
  3. steunt
  4. steunen
  5. steunen
  6. steunen
o.v.t.
  1. steunde
  2. steunde
  3. steunde
  4. steunden
  5. steunden
  6. steunden
v.t.t.
  1. heb gesteund
  2. hebt gesteund
  3. heeft gesteund
  4. hebben gesteund
  5. hebben gesteund
  6. hebben gesteund
v.v.t.
  1. had gesteund
  2. had gesteund
  3. had gesteund
  4. hadden gesteund
  5. hadden gesteund
  6. hadden gesteund
o.t.t.t.
  1. zal steunen
  2. zult steunen
  3. zal steunen
  4. zullen steunen
  5. zullen steunen
  6. zullen steunen
o.v.t.t.
  1. zou steunen
  2. zou steunen
  3. zou steunen
  4. zouden steunen
  5. zouden steunen
  6. zouden steunen
en verder
  1. ben gesteund
  2. bent gesteund
  3. is gesteund
  4. zijn gesteund
  5. zijn gesteund
  6. zijn gesteund
diversen
  1. steun!
  2. steunt!
  3. gesteund
  4. steunend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

steunen [de ~] noun, plural

  1. de steunen (stutten; schoorbalken)
    el socorros; el sostenimiento
  2. de steunen (kreunen; zuchten)
    el suspiros

Translation Matrix for steunen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aprobar instemmen
estar de acuerdo instemmen
socorros schoorbalken; steunen; stutten
sostenimiento schoorbalken; steunen; stutten houvast; ondersteuning; steun
suspiros kreunen; steunen; zuchten
VerbRelated TranslationsOther Translations
apoyar dragen; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aanmoedigen; aansporen; iemand motiveren; met palen stutten; motiveren; opjutten; porren; prikkelen; schragen; stimuleren; stutten
aprobar bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen aankopen; aanschaffen; aanstaan; akkoord gaan met; autoriseren; believen; billijken; erdoor komen; fiatteren; goeddunken; goedkeuren; goedvinden; halen; instemmen; kopen; pakken; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen; verkrijgen; verwerven
apuntalar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aandrijven; aansporen; met palen stutten; motiveren; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; schragen; stimuleren; stutten
dar la razón a alguien bijvallen; gelijk geven; steunen
estar de acuerdo bijvallen; gelijk geven; instemmen; rugsteunen; steunen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
gemir kreunen; steunen brullen; emmeren; huilen; jammeren; janken; jeremiëren; kermen; krijsen; temen; weeklagen; zich beklagen
gimotear kreunen; steunen emmeren; grienen; huilen; janken; snikken; snotteren; temen; zich beklagen
poner puntales dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
soportar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aanjagen; aansporen; doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; iets verduren; incasseren; opjutten; opvangen; porren; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
sostener ondersteunen; rugsteunen; steunen aanjagen; aansporen; assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; hooghouden; in de hoogte houden; motiveren; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; opjutten; porren; seconderen; weldoen
sujetar dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten aan elkaar bevestigen; aanjagen; aansporen; afbinden; afsnoeren; beethouden; bevestigen; hoogbinden; knellen; motiveren; omhoogbinden; opbinden; opjutten; porren; vastbinden; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren

Related Words for "steunen":


Related Definitions for "steunen":

  1. erop of ertegen rusten1
    • de man met de verstuikte voet steunde op zijn vrienden1
  2. iemand helpen1
    • hij steunt de armen1
  3. klagend en zuchtend iets zeggen1
    • 'ik ben doodmoe', steunde hij1

Wiktionary Translations for steunen:

steunen
verb
  1. een deel van de last op zich nemen, hulp verlenen
  2. ~ op: de last gedeeltelijk op iets leggen
  3. van vermoeidheid of pijn een kreunend geluid maken

Cross Translation:
FromToVia
steunen sostener; respaldar back — to support
steunen apoyar; sostener; apuntalar support — to keep from falling
steunen respaldar support — to back a cause, party etc. mentally or with concrete aid
steunen apoyar; respaldar support — to help, particularly financially
steunen ayudar unterstützen — (Zusammenarbeit) bei etwas helfen; etwas Hilfreiches hinzugeben
steunen arrimar; apoyar accoterappuyer d’un côté pour soutenir.
steunen adosar; respaldar adosserappuyer le dos contre quelque chose.
steunen apoyar; empujar; sostener; amparar appuyerplacer contre quelque chose.
steunen mantener maintenirtenir ferme et fixe.