Dutch

Detailed Translations for snapt from Dutch to Spanish

snappen:

Conjugations for snappen:

o.t.t.
  1. snap
  2. snapt
  3. snapt
  4. snappen
  5. snappen
  6. snappen
o.v.t.
  1. snapte
  2. snapte
  3. snapte
  4. snapten
  5. snapten
  6. snapten
v.t.t.
  1. ben gesnapt
  2. bent gesnapt
  3. is gesnapt
  4. zijn gesnapt
  5. zijn gesnapt
  6. zijn gesnapt
v.v.t.
  1. was gesnapt
  2. was gesnapt
  3. was gesnapt
  4. waren gesnapt
  5. waren gesnapt
  6. waren gesnapt
o.t.t.t.
  1. zal snappen
  2. zult snappen
  3. zal snappen
  4. zullen snappen
  5. zullen snappen
  6. zullen snappen
o.v.t.t.
  1. zou snappen
  2. zou snappen
  3. zou snappen
  4. zouden snappen
  5. zouden snappen
  6. zouden snappen
diversen
  1. snap!
  2. snapt!
  3. gesnapt
  4. snappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snappen [het ~] noun

  1. het snappen (begrijpen; vatten)
    el comprender; el coger

Translation Matrix for snappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
coger begrijpen; snappen; vatten aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
comprender begrijpen; snappen; vatten begrijpen; behelzen; inhouden; inzicht
depositar neerzetten
detener arresteren; grijpen
encarcelar vastzetten
entender begrijpen; inzicht
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
fijar vastzetten
inmovilizar vastzetten
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
atrapar betrappen; snappen buitmaken; compliceren; grijpen; ingewikkeld maken; klauwen; moeilijk maken; oogsten; pakken; plukken; vangen; vatten; verstrikken; verzamelen
captar begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; eigen maken; grijpen; iets bemachtigen; kopen; naar zich toe trekken; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verwerven
cautivar betrappen; snappen aandacht vasthouden; aanhouden; arresteren; binden; boeien; gekluisterd zitten; gevangennemen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; in hechtenis nemen; inrekenen; ketenen; kluisteren; oppakken; vatten
cazar betrappen; snappen afschieten; afvuren; azen; jachten; najagen; nastreven; opdrijven; ophitsen; opjagen; prooizoeken; schieten; schoten lossen; sjezen; snel gaan; trachten te verkrijgen; vervolgen; voortjagen; vuren
coger betrappen; snappen aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
coger en flagrante op heterdaad betrappen; snappen
coger preso betrappen; snappen aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
coger prisionero betrappen; snappen aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken
comprender begrijpen; betrappen; inzien; met het verstand vatten; snappen behelzen; beseffen; bevatten; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inhouden; inzien; kennen; omvatten; onderkennen; ondervragen; overhoren; realiseren; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan
concebir begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen begrijpen; beseffen; broeden; concipiëren; doorzien; graven; in het leven roepen; inrichten; installeren; inzien; maken; onderkennen; opdelven; opgraven; opvatten; realiseren; scheppen; uitbroeden; warmhouden
darse cuenta de begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; een blik werpen; gewaarworden; inzien; kijken; merken; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
depositar betrappen; snappen afbakenen; afpalen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; bewaren; bijstorten; bijzetten; deponeren; geld overmaken; inleggen; invoegen; laten uitstappen; leggen; neerleggen; neerzetten; omlijnen; op rekening storten; opslaan; overboeken; overschrijven; overzenden; plaatsen; seponeren; stationeren; storten; tussenleggen; verneuken; wegleggen; zetten
detener betrappen; snappen aanhouden; afhouden; arresteren; beletten; detineren; ervanaf houden; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; halt houden; hooghouden; in de cel zetten; in de hoogte houden; in hechtenis houden; inrekenen; interneren; isoleren; omhooghouden; ophouden; oppakken; opsluiten; parkeerstand inschakelen; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen; vasthouden; vastzetten; weerhouden
detengo betrappen; snappen
encadenar betrappen; snappen aandacht vasthouden; aaneenrijgen; aaneenschakelen; binden; boeien; gekluisterd zitten; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren; koppelen; rijgen; samenvoegen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
encarcelar betrappen; snappen aanhouden; achter de tralies zetten; arresteren; gevangen zetten; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis nemen; inrekenen; interneren; isoleren; oppakken; opsluiten; vastzetten; vatten
engastar betrappen; snappen aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
entender begrijpen; betrappen; inzien; met het verstand vatten; snappen begrijpen; beseffen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inleven; invoelen; inzien; kennen; meeleven; onderkennen; ondervragen; opvatten; overhoren; realiseren; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan; voelen
fascinar betrappen; snappen beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; boeien; fascineren; intrigeren; obsederen
fijar betrappen; snappen aan elkaar bevestigen; aanhechten; bepalen; bevestigen; determineren; ergens aan bevestigen; fiksen; gebieden; gelasten; goedmaken; hechten; herstellen; iets vastkleven; kleven; maken; pinnen; plaats toekennen; plaatsen; plakken; rechtzetten; repareren; spelden; vastbinden; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vaststellen; vastzetten; verbinden; verzekeren; voorschrijven
inmovilizar betrappen; snappen op spaarrekening vastzetten; stilzetten; vastzetten
montar betrappen; snappen aanbinden; aanknopen; arrangeren; assembleren; beginnen; berijden; bestijgen; bevestigen; bijeen voegen; bouwen; combineren; ergens aan bevestigen; iets op touw zetten; in elkaar zetten; in het leven roepen; inrichten; installeren; instappen; koppelen; maken; monteren; opbouwen; regelen; samenvoegen; scheppen; vastmaken; vastzetten
pillar betrappen; snappen beroven; graaien; grabbelen; klemmen; knellen; leeghalen; leegplunderen; omklemmen; plunderen; roven; snuffelen; uitknijpen; uitpersen; uitplunderen; uitzuigen
poner las esposas betrappen; snappen binden; boeien; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren
prender betrappen; snappen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; in werking stellen; klauwen; opstarten; pakken; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken
recoger betrappen; snappen afdekken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; afplukken; afruimen; bergen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; binnen halen; binnenbrengen; binnenhalen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; meenemen; naar binnen halen; oogsten; opbergen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; plukken; samenpakken; samenrapen; sparen; vergaren; verzamelen; wegbergen; weghalen; wegnemen
sorprender betrappen; snappen afluisteren; afsteken; eruit springen; frapperen; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; in het oog lopen; opvallen; overrompelen; overvallen; uitspringen; uitsteken; verrassen
tomar betrappen; snappen aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen
trabar betrappen; snappen aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
- begrijpen; vatten; verstaan

Related Words for "snappen":

  • snap

Synonyms for "snappen":


Related Definitions for "snappen":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik snap niet wat je zegt1

Wiktionary Translations for snappen:

snappen
verb
  1. iets vatten in de zin van begrijpen, doorhebben

Cross Translation:
FromToVia
snappen comprender; entender; aprehender; captar; percibir apprehend — to understand; to recognize
snappen cachar; captar; comprender catch — to perceive and understand (jump)
snappen comprender grasp — to understand
snappen entender make sense — decipher, understand
snappen entender understand — to be aware of the meaning of
snappen sorprender surprendreprendre sur le fait, trouver dans une action, dans un état où on ne croire pas voir, en parlant de quelqu’un.