Dutch

Detailed Translations for pottend from Dutch to Spanish

potten:

Conjugations for potten:

o.t.t.
  1. pot
  2. pot
  3. pot
  4. potten
  5. potten
  6. potten
o.v.t.
  1. potte
  2. potte
  3. potte
  4. potten
  5. potten
  6. potten
v.t.t.
  1. heb gepot
  2. hebt gepot
  3. heeft gepot
  4. hebben gepot
  5. hebben gepot
  6. hebben gepot
v.v.t.
  1. had gepot
  2. had gepot
  3. had gepot
  4. hadden gepot
  5. hadden gepot
  6. hadden gepot
o.t.t.t.
  1. zal potten
  2. zult potten
  3. zal potten
  4. zullen potten
  5. zullen potten
  6. zullen potten
o.v.t.t.
  1. zou potten
  2. zou potten
  3. zou potten
  4. zouden potten
  5. zouden potten
  6. zouden potten
en verder
  1. is gepot
  2. zijn gepot
diversen
  1. pot!
  2. pot!
  3. gepot
  4. pottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

potten [het ~] noun

  1. het potten (in potten doen)
    la plantación

Translation Matrix for potten:

NounRelated TranslationsOther Translations
plantación in potten doen; potten aankweken; aanplant; aanplanten; beplanting; gewas; planten; poten; vegetatie
separar afhaken; afkoppeling; ontkoppeling; uiteengaan; uitnemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
acumular a escondidas hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
atesorar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
entalegar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
guardar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; dichtdoen; geen afstand doen van; hoeden; houden; in veiligheid brengen; inhouden; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; opslaan; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
plantar en tiesto hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
poner aparte hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten achterhouden; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; behouden; isoleren; opbergen; opzijleggen; reserveren; terughouden; wegbergen
separar hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afbreken; afhalen; afkoppelen; afnemen; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; beëindigen; debrayeren; delen; extraheren; forceren; isoleren; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; meenemen; ontbinden; ontkoppelen; ontzetten; opdelen; ophalen; opheffen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; tornen; uit de macht ontzetten; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitsplitsen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen; weghalen; wegnemen; zich splitsen

Related Words for "potten":


External Machine Translations: