Dutch

Detailed Translations for invallen from Dutch to Spanish

invallen:

Conjugations for invallen:

o.t.t.
  1. val in
  2. valt in
  3. valt in
  4. vallen in
  5. vallen in
  6. vallen in
o.v.t.
  1. viel in
  2. viel in
  3. viel in
  4. vielen in
  5. vielen in
  6. vielen in
v.t.t.
  1. ben ingevallen
  2. bent ingevallen
  3. is ingevallen
  4. zijn ingevallen
  5. zijn ingevallen
  6. zijn ingevallen
v.v.t.
  1. was ingevallen
  2. was ingevallen
  3. was ingevallen
  4. waren ingevallen
  5. waren ingevallen
  6. waren ingevallen
o.t.t.t.
  1. zal invallen
  2. zult invallen
  3. zal invallen
  4. zullen invallen
  5. zullen invallen
  6. zullen invallen
o.v.t.t.
  1. zou invallen
  2. zou invallen
  3. zou invallen
  4. zouden invallen
  5. zouden invallen
  6. zouden invallen
en verder
  1. heb ingevallen
  2. hebt ingevallen
  3. heeft ingevallen
  4. hebben ingevallen
  5. hebben ingevallen
  6. hebben ingevallen
diversen
  1. val in!
  2. valt in!
  3. ingevallen
  4. invallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

invallen [het ~] noun

  1. het invallen (binnenvallen)
    el invadir; el descolgarse

Translation Matrix for invallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
descolgarse binnenvallen; invallen
invadir binnenvallen; invallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bajar los precios in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken ineenstorten; instorten; inzakken; sterk afnemen; teruglopen; vallen; wegzakken; zakken in
descolgarse binnenvallen; haven binnenvaren; onverwachts langskomen
desmoronarse in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afkalven; begeven; flippen; ineenstorten; instorten; vergaan; verkommeren; vervallen
entrar en binnendringen; binnenvallen; invallen aankomen; aanvangen; arriveren; beginnen; betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenrijden; binnenstappen; binnenstromen; binnentreden; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inpassen; inrijden; instromen; massaal opkomen; onverwachts langskomen; passen in; penetreren; starten; toestromen; van start gaan
intrusarse en binnendringen; binnenvallen; invallen
invadir binnendringen; binnenvallen; invallen bekruipen; bevangen; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; haven binnenvaren; het gevoel krijgen; indringen; infiltreren; onverwachts langskomen
penetrar en binnendringen; binnenvallen; invallen binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; haven binnenvaren; indringen; infiltreren
reemplazar a alquien invallen; invallen voor iemand; vervangen
sufrir un ataque nervioso in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken ineenstorten; instorten
sufrir un bache in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken
surgir invallen; naar binnen vallen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; boven water komen; bovenkomen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; in de lucht omhoogstijgen; in het hoofd opkomen; omhooggaan; omhoogkomen; ontstaan; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen voor; oprijzen; opstijgen; opwellen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; van de bodem ophalen; vermeerderen; verrijzen; voortkomen; weer verschijnen
venirse abajo in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken buitelen; duikelen; imploderen; ineenstorten; instorten; naar beneden storten; neerstorten; omlaagstorten; sodemieteren; vallen

Related Words for "invallen":


Wiktionary Translations for invallen:


Cross Translation:
FromToVia
invallen tincar; ocurrir occur — meet or come to the mind

inval:


Related Translations for invallen