Dutch

Detailed Translations for gunt from Dutch to Spanish

gunnen:

gunnen verb (gun, gunt, gunde, gunden, gegund)

  1. gunnen (gunst verlenen)
  2. gunnen (toebedelen; toewijzen; toekennen; iets toekennen)
  3. gunnen (toestaan; laten; permitteren; )

Conjugations for gunnen:

o.t.t.
  1. gun
  2. gunt
  3. gunt
  4. gunnen
  5. gunnen
  6. gunnen
o.v.t.
  1. gunde
  2. gunde
  3. gunde
  4. gunden
  5. gunden
  6. gunden
v.t.t.
  1. heb gegund
  2. hebt gegund
  3. heeft gegund
  4. hebben gegund
  5. hebben gegund
  6. hebben gegund
v.v.t.
  1. had gegund
  2. had gegund
  3. had gegund
  4. hadden gegund
  5. hadden gegund
  6. hadden gegund
o.t.t.t.
  1. zal gunnen
  2. zult gunnen
  3. zal gunnen
  4. zullen gunnen
  5. zullen gunnen
  6. zullen gunnen
o.v.t.t.
  1. zou gunnen
  2. zou gunnen
  3. zou gunnen
  4. zouden gunnen
  5. zouden gunnen
  6. zouden gunnen
en verder
  1. is gegund
  2. zijn gegund
diversen
  1. gun!
  2. gunt!
  3. gegund
  4. gunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gunnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aprender bekwamen; blokken; leren; studeren
ceder uitrekken
echar weggooien
pagar boeten
regalar weggeven
saber handigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc
servir opdienen; serveren
suministrar leveren
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
acceder gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; beamen; betreden; bevestigen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; doordringen; erbij voegen; erop achteruitgaan; geld inleveren; goed vinden; ingaan; inleveren; instemmen; invoegen; onderschrijven; ondervragen; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; overhoren; penetreren; staven; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; uithoren; uitvragen; verhoren
acceder a gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen akkoord gaan; instemmen; inwilligen; ondervragen; overhoren; toestaan; uithoren; uitvragen; vergunnen; verhoren
accedido gunnen; gunst verlenen akkoord gaan; instemmen
adjudicar gunnen; gunst verlenen aanbesteden; uitbesteden
admitir gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afrekenen; beamen; bekennen; belonen; betalen; bevestigen; bezoldigen; billijken; binnen laten; binnenlaten; dokken; dulden; gedogen; goedkeuren; honoreren; iets als lof zeggen; inlaten; inwilligen; laten; naarbinnen laten; nageven; onderschrijven; permitteren; salariëren; staven; toegang verschaffen; toekennen; toelaten; toestaan; tolereren; vergunnen; verlenen
ahorrar gunnen; gunst verlenen achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; bijeenzamelen; declineren; doneren; geven; korten; matigen; minder gebruiken; minder worden; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; opsparen; schenken; sparen; vergaren; verzamelen
aprender gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aanleren; blokken; eigen maken; horen; iets leren; instuderen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; ondervragen; onderwijzen; oppikken; opsteken; overhoren; studeren; te horen krijgen; uithoren; uitvragen; verhoren; vernemen; verwerven
asentir a gunnen; gunst verlenen beamen; bevestigen; onderschrijven; staven
atender a gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aandachtig luisteren; behandelen; gehoorzamen; luisteren; ondervragen; opletten; overhoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
atribuir gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aanrekenen; toeschrijven
autorizar dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; instemmen; machtigen; permitteren; ratificeren; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
ceder gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aan een ander overlaten; afgeven; afleggen; afstaan; afstand doen; afzien; bezwijken; doorschuiven; erop achteruitgaan; geld inleveren; het onderspit delven; inleveren; opspannen; overgeven; overhandigen; rekken; spannen; tenondergaan; uitstrekken; vlieden; vluchten; wegvluchten; wijken
complacer gunnen; gunst verlenen blij maken; in verrukking brengen; plezieren; tevreden stellen; verblijden; vergenoegen; verheugd; verrukken
conceder dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; onderschrijven; schenken; staven; toekennen; vergunnen; verlenen; verstrekken
conferir gunnen; gunst verlenen goed vinden; toestaan; toestemmen
consentir gunnen; gunst verlenen afgeven; autoriseren; beamen; bevestigen; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; inleveren; laten; onderschrijven; overhandigen; permitteren; staven; toekennen; toelaten; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; vertroetelen; verwennen
cumplir con gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen bedekken; bekleden; inwilligen; naleven; ondervragen; overhoren; overtrekken; toestaan; uithoren; uitvragen; vergunnen; verhoren
dar gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; iemand iets toedienen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebrengen; toesteken; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
dar importancia a gunnen; gunst verlenen
darse gunnen; gunst verlenen doneren; geven; optreden; performen; schenken; spelen
deber de ser gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
dividir en lotes gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
donar gunnen; gunst verlenen cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; schenken; vergeven; weggeven; wegschenken
echar gunnen; gunst verlenen afdanken; afscheiden; afvoeren; bannen; begeleiden; bezweren; bijgieten; doneren; ecarteren; geven; gieten; ingieten; inschenken; intappen; leiden; lozen; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; serveren; smijten; sturen; tappen; toezenden; uitbannen; uitscheiden; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verhuizen; verjagen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegjagen; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
encuestar gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
entregar gunnen; gunst verlenen aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afdragen; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; toesteken; uitbetalen; verlenen; verstrekken
entrevistar gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen een interview houden; interviewen
extender gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afsteken; distribueren; eruit springen; expanderen; in het oog lopen; openen; opvallen; ronddelen; spreiden; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitreiken; uitsmeren; uitspringen; uitsteken; verbreiden; verdelen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
facilitar gunnen; gunst verlenen aanmoedigen; bemakkelijken; simplificeren; ter beschikking stellen; vereenvoudigen; vergemakkelijken; verschaffen; versoberen; verstrekken
invitar a salir a una gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
no envidiar gunnen; gunst verlenen
obsequiar con gunnen; gunst verlenen doneren; geven; schenken; vergasten op
otorgar gunnen; gunst verlenen bedelen; begiftigen; beschenken; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; inwilligen; schenken; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen
pagar gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afbetalen; afrekenen; bekostigen; belonen; besteden; betalen; bezoldigen; boeten; deponeren; dokken; geld overmaken; gieten; honoreren; lonen; neerleggen; onderuit halen; ophoesten; overboeken; overschrijven; overzenden; salariëren; schenken; spenderen; storten; uitbetalen; uitgeven; uitkeren; uitstorten; vereffenen; verrekenen; voldoen; voor de dag komen met
perdonar gunnen; gunst verlenen cadeau doen; cadeau geven; doneren; excuseren; excuses aanbieden; geven; in acht nemen; kwijtschelden; ontzien; schenken; sparen; vergeven; vergiffenis schenken; verontschuldigen; verschonen
permitir gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aanleunen; aanvaarden; accepteren; akkoord gaan; autoriseren; goed vinden; in staat stellen; instemmen; laten; mogelijk maken; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; veroorloven; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
preguntar la lección gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
prestar gunnen; gunst verlenen doneren; geven; lenen; lombarderen; ontlenen; panden; schenken; te leen geven; te leen krijgen; uitlenen
prestar atención a gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
prestar ayuda gunnen; gunst verlenen erbij staan
proporcionar gunnen; gunst verlenen aangeven; aanreiken; afgeven; doneren; geven; overgeven; overhandigen; schenken; ter beschikking stellen; toesteken; uitkeren; verschaffen; verstrekken
reconocer gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; schouwen; staven; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen
regalar gunnen; gunst verlenen cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; schenken; vergeven; weggeven; wegschenken
repartir gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen aanleveren; afleveren; arrangeren; bestellen; bezorgen; brengen; delen; distribueren; groeperen; indelen; leveren; opdelen; opsplitsen; ordenen; orderen; overhandigen; rondbrengen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; splitsen; systematiseren; thuisbezorgen; toeleveren; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen; versturen; zenden; zich splitsen
repasar la lección gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
saber gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen in staat zijn; kennen; kunnen; ondervragen; op de hoogte zijn; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren; vermogen; weten
ser de gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen behoren; behoren bij; behoren tot; ondervragen; overhoren; thuishoren; toebehoren; toebehoren aan; uithoren; uitvragen; verhoren; zijn van
servir gunnen; gunst verlenen aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijgieten; bijspringen; bijstaan; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; handreiken; helpen; inschenken; intappen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; seconderen; serveren; tappen; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten; weldoen
suministrar gunnen; gunst verlenen aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; binnen gieten; brengen; geven; iemand iets toedienen; ingeven; leveren; overhandigen; schenken; thuisbezorgen; toeleveren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
verter gunnen; gunst verlenen afdruipen; afscheiden; afvoeren; deponeren; doneren; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; geven; gieten op; ingieten; leegstorten; lopen; lozen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; sijpelen; stromen; uitdruppelen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; vergieten; vloeien

External Machine Translations: