Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontketenen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontketenen from Dutch to Spanish

ontketenen:

ontketenen verb (ontketen, ontketent, ontketende, ontketenden, ontketend)

  1. ontketenen

Conjugations for ontketenen:

o.t.t.
  1. ontketen
  2. ontketent
  3. ontketent
  4. ontketenen
  5. ontketenen
  6. ontketenen
o.v.t.
  1. ontketende
  2. ontketende
  3. ontketende
  4. ontketenden
  5. ontketenden
  6. ontketenden
v.t.t.
  1. heb ontketend
  2. hebt ontketend
  3. heeft ontketend
  4. hebben ontketend
  5. hebben ontketend
  6. hebben ontketend
v.v.t.
  1. had ontketend
  2. had ontketend
  3. had ontketend
  4. hadden ontketend
  5. hadden ontketend
  6. hadden ontketend
o.t.t.t.
  1. zal ontketenen
  2. zult ontketenen
  3. zal ontketenen
  4. zullen ontketenen
  5. zullen ontketenen
  6. zullen ontketenen
o.v.t.t.
  1. zou ontketenen
  2. zou ontketenen
  3. zou ontketenen
  4. zouden ontketenen
  5. zouden ontketenen
  6. zouden ontketenen
en verder
  1. is ontketend
  2. zijn ontketend
diversen
  1. ontketen!
  2. ontketent!
  3. ontketend
  4. ontketenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontketenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desatar ontketenen afgespen; afkoppelen; detacheren; dichtbinden; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontknopen; scheiden; te niet doen; toebinden; tornen; uithalen; uittrekken
desencadenar ontketenen activeren

Wiktionary Translations for ontketenen:


Cross Translation:
FromToVia
ontketenen encender; provocar; desatar entfachenübertragen: Begierden oder heftige Gefühle erregen; eine Auseinandersetzung provozieren
ontketenen desencadenar unleash — to release
ontketenen lanzar; echar lancerjeter en avant avec force, avec raideur, pour atteindre au loin.