Dutch
Detailed Translations for overvallen from Dutch to Spanish
overvallen:
-
overvallen (attaqueren; aanvallen; bestormen)
-
overvallen (overrompelen)
sorprender; atracar; coger de sorpresa; acometer; asaltar; tomar desprevenido-
sorprender verb
-
atracar verb
-
coger de sorpresa verb
-
acometer verb
-
asaltar verb
-
tomar desprevenido verb
-
Conjugations for overvallen:
o.t.t.
- overval
- overvalt
- overvalt
- overvallen
- overvallen
- overvallen
o.v.t.
- overviel
- overviel
- overviel
- overvielen
- overvielen
- overvielen
v.t.t.
- heb overvallen
- hebt overvallen
- heeft overvallen
- hebben overvallen
- hebben overvallen
- hebben overvallen
v.v.t.
- had overvallen
- had overvallen
- had overvallen
- hadden overvallen
- hadden overvallen
- hadden overvallen
o.t.t.t.
- zal overvallen
- zult overvallen
- zal overvallen
- zullen overvallen
- zullen overvallen
- zullen overvallen
o.v.t.t.
- zou overvallen
- zou overvallen
- zou overvallen
- zouden overvallen
- zouden overvallen
- zouden overvallen
en verder
- ben overvallen
- bent overvallen
- is overvallen
- zijn overvallen
- zijn overvallen
- zijn overvallen
diversen
- overval!
- overvalt!
- overvallen
- overvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze