Dutch

Detailed Translations for stuwkracht from Dutch to English

stuwkracht:

stuwkracht [de ~] noun

  1. de stuwkracht (voortstuwing; dynamiek)
    the impetus; the momentum; the drive
  2. de stuwkracht (aandrijfkracht; drijfkracht)
    the driving force; the motive power; the propulsion; the force
  3. de stuwkracht (voortstuwing; aandrijving)
    the propulsion; the propulsive force; the propelling-force

Translation Matrix for stuwkracht:

NounRelated TranslationsOther Translations
drive dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; werklust
driving force aandrijfkracht; drijfkracht; stuwkracht
force aandrijfkracht; drijfkracht; stuwkracht aandrijving; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; troepenmacht; vermogen
impetus dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; impuls; kracht; momentum; prikkel; puf; stimulans; werklust
momentum dynamiek; stuwkracht; voortstuwing aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; impuls; kracht; momentum; prikkel; puf; stimulans; voortvarendheid; werklust
motive power aandrijfkracht; drijfkracht; stuwkracht
propelling-force aandrijving; stuwkracht; voortstuwing aandrijving; motor
propulsion aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; stuwkracht; voortstuwing aandrijving; motor
propulsive force aandrijving; stuwkracht; voortstuwing
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
force bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren

Related Words for "stuwkracht":