Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. snakken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snak from Dutch to English

snakken:

snakken verb (snak, snakt, snakte, snakten, gesnakt)

  1. snakken (smachten; kwijnend verlangen; kwijnen)
    to yearn
    – desire strongly or persistently 1
    • yearn verb (yearns, yearned, yearning)
    to long for; to languish; to pine
    – have a desire for something or someone who is not present 1
    • long for verb (longs for, longed for, longing for)
    • languish verb (languishes, languished, languishing)
    • pine verb (pines, pined, pining)
      • I am pining for my lover1

Conjugations for snakken:

o.t.t.
  1. snak
  2. snakt
  3. snakt
  4. snakken
  5. snakken
  6. snakken
o.v.t.
  1. snakte
  2. snakte
  3. snakte
  4. snakten
  5. snakten
  6. snakten
v.t.t.
  1. heb gesnakt
  2. hebt gesnakt
  3. heeft gesnakt
  4. hebben gesnakt
  5. hebben gesnakt
  6. hebben gesnakt
v.v.t.
  1. had gesnakt
  2. had gesnakt
  3. had gesnakt
  4. hadden gesnakt
  5. hadden gesnakt
  6. hadden gesnakt
o.t.t.t.
  1. zal snakken
  2. zult snakken
  3. zal snakken
  4. zullen snakken
  5. zullen snakken
  6. zullen snakken
o.v.t.t.
  1. zou snakken
  2. zou snakken
  3. zou snakken
  4. zouden snakken
  5. zouden snakken
  6. zouden snakken
en verder
  1. ben gesnakt
  2. bent gesnakt
  3. is gesnakt
  4. zijn gesnakt
  5. zijn gesnakt
  6. zijn gesnakt
diversen
  1. snak !
  2. snakt !
  3. gesnakt
  4. snakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
pine dennenboom; greneboom; grenen; grenenhout; grove den; grove spar; mastspar; pijnboomhout; sparrenboom
VerbRelated TranslationsOther Translations
ache to kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
languish kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen; wegslinken
long for kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen
pine kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen
yearn kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken graaien; grijpen; grissen; hopen; jatten; pikken; snaaien; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen; wegkapen

Wiktionary Translations for snakken:

snakken
verb
  1. to draw in the breath suddenly

Cross Translation:
FromToVia
snakken lust; drool lechzengehoben, mit der Präposition nach: heftig nach etwas verlangen, das dringend benötigen wird