Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. rafelen:
  2. rafel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rafelen from Dutch to English

rafelen:

rafelen verb (rafel, rafelt, rafelde, rafelden, gerafeld)

  1. rafelen
    to fray; to ravel out; to unravel
    • fray verb (frays, frayed, fraying)
    • ravel out verb (ravels out, ravelled out, ravelling out)
    • unravel verb (unravels, unravelled, unravelling)

Conjugations for rafelen:

o.t.t.
  1. rafel
  2. rafelt
  3. rafelt
  4. rafelen
  5. rafelen
  6. rafelen
o.v.t.
  1. rafelde
  2. rafelde
  3. rafelde
  4. rafelden
  5. rafelden
  6. rafelden
v.t.t.
  1. ben gerafeld
  2. bent gerafeld
  3. is gerafeld
  4. zijn gerafeld
  5. zijn gerafeld
  6. zijn gerafeld
v.v.t.
  1. was gerafeld
  2. was gerafeld
  3. was gerafeld
  4. waren gerafeld
  5. waren gerafeld
  6. waren gerafeld
o.t.t.t.
  1. zal rafelen
  2. zult rafelen
  3. zal rafelen
  4. zullen rafelen
  5. zullen rafelen
  6. zullen rafelen
o.v.t.t.
  1. zou rafelen
  2. zou rafelen
  3. zou rafelen
  4. zouden rafelen
  5. zouden rafelen
  6. zouden rafelen
diversen
  1. rafel!
  2. rafelt!
  3. gerafeld
  4. rafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rafelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fray rafelen losknopen; ontknopen; rafels loslaten; uitrafelen
ravel out rafelen losknopen; ontknopen
unravel rafelen losknopen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken

Related Words for "rafelen":


rafel:

rafel [de ~] noun

  1. de rafel
    the ravel

Translation Matrix for rafel:

NounRelated TranslationsOther Translations
ravel rafel franje; versiering van rafels

Related Words for "rafel":

  • rafelen, rafels, rafeltje, rafeltjes

Wiktionary Translations for rafel:

rafel
noun
  1. een losgeraakte draad van een weefsel