Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. minnen:
  2. min:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for minnen from Dutch to English

minnen:

minnen verb (min, mint, minde, minden, gemind)

  1. minnen (beminnen)
    to love
    • love verb (loves, loved, loving)
  2. minnen (vrijen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; beminnen)
    to make love; to love
    – have sexual intercourse with 1
    • make love verb (makes love, made love, making love)
    • love verb (loves, loved, loving)
    to cuddle
    – hold (a person or thing) close, as for affection, comfort, or warmth 1
    • cuddle verb (cuddles, cuddled, cuddling)
      • I cuddled the baby1
    to neck
    – kiss, embrace, or fondle with sexual passion 1
    • neck verb (necks, necked, necking)
      • The couple were necking in the back seat of the car1
    to caress
    – touch or stroke lightly in a loving or endearing manner 1
    • caress verb (caresss, caressed, caressing)
      • He caressed her face1

Conjugations for minnen:

o.t.t.
  1. min
  2. mint
  3. mint
  4. minnen
  5. minnen
  6. minnen
o.v.t.
  1. minde
  2. minde
  3. minde
  4. minden
  5. minden
  6. minden
v.t.t.
  1. heb gemind
  2. hebt gemind
  3. heeft gemind
  4. hebben gemind
  5. hebben gemind
  6. hebben gemind
v.v.t.
  1. had gemind
  2. had gemind
  3. had gemind
  4. hadden gemind
  5. hadden gemind
  6. hadden gemind
o.t.t.t.
  1. zal minnen
  2. zult minnen
  3. zal minnen
  4. zullen minnen
  5. zullen minnen
  6. zullen minnen
o.v.t.t.
  1. zou minnen
  2. zou minnen
  3. zou minnen
  4. zouden minnen
  5. zouden minnen
  6. zouden minnen
en verder
  1. ben gemind
  2. bent gemind
  3. is gemind
  4. zijn gemind
  5. zijn gemind
  6. zijn gemind
diversen
  1. min!
  2. mint!
  3. gemind
  4. minnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for minnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
caress aai; aaiing; aanhalen; aanhaling; gestreel; knuffel; liefkozing; streling; vleien
cuddle aanhalen; aanhaling; liefkozing; streling
love beminde; duifje; geliefde; genegenheid; innigheid; kindlief; liefde; liefje; liefste; lieve; lieveling; lieverd; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoepje; snoes; vriendin
neck hals; nek
VerbRelated TranslationsOther Translations
caress beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen aaien; knuffelen; knuffen; kozen; liefkozen; strelen
caress each other beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
cuddle beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; knuffelen; kozen; liefkozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen; ontfutselen; pikken
love beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen aanstaan; behagen; beminnen; bevallen; gelieven; houden van; liefhebben; plezieren
make love beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen de liefde bedrijven; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vrijen
neck beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen

Related Words for "minnen":


min:

min [de ~ (v)] noun

  1. de min (zoogmoeder)
    the wet-nurse; the nurse

Translation Matrix for min:

NounRelated TranslationsOther Translations
minus minteken; minus
nurse min; zoogmoeder babyoppas; babysitter; baker; dierverzorger; kinderoppas; oppas; verpleegkundige; verpleegster; verzorger; ziekenverpleegster; ziekenverpleger; zuster
wet-nurse min; zoogmoeder baker
VerbRelated TranslationsOther Translations
mean bedoelen; beduiden; beogen; betekenen; ergens iets mee willen zeggen; inhouden; neerkomen op; ten doel hebben
nurse een baby zogen; geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; koesteren; toedienen; verplegen; verstrekken; verzorgen; zogen; zorgen voor; zorgen voor iets
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
feeble matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes bleekjes; pips; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; wee; ziekelijk; zwak
mean gemeen; min; slecht; vals achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; ploertig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verachtelijk; vuig
mediocre matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes alledaagse; matig; middelmatig; middelmatige
minus min; minus
poor matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; behoeftig; berooid; deerniswekkend; dor; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; noodlijdend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bad gemeen; min; slecht; vals achterbaks; ernaast; fout; foutief; geniepig; gluiperig; in het geniep; mis; onjuist; onwaar; slap; slapjes; snood; stiekem; ten onrechte; verkeerd
not bad matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes niet mis; niet slecht
not very good matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig

Related Words for "min":


Antonyms for "min":


Related Definitions for "min":

  1. dat je het tweede getal af moet trekken van het eerste2
    • zeven min drie is vier2
  2. slecht of gemeen2
    • dat is een minne streek2
  3. wat negatief is, minder dan nul2
    • het was min tien graden buiten2
  4. weinig2
    • hij wilde zo min mogelijk huilen2
  5. weinig betekenend2
    • ben ik soms te min voor jou?2

Wiktionary Translations for min:

min
noun
  1. een voedster, een vrouw die tegen betaling een vreemd kind zoogt
adverb
  1. minus, verminderd met (-)
min
noun
  1. person who takes care of other people's young
  2. woman hired to suckle another woman's child
adjective
  1. mathematics: less than zero
  2. on the negative part of a scale
  3. negative
en-con
  1. mathematics: less

Cross Translation:
FromToVia
min love; affection amoursentiment intense et agréable qui inciter les êtres à s’unir.