Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. prenten:


Dutch

Detailed Translations for geprent from Dutch to English

prenten:

prenten verb (prent, prentte, prentten, geprent)

  1. prenten
    to impress; to press
    • impress verb (impresses, impressed, impressing)
    • press verb (presses, pressed, pressing)

Conjugations for prenten:

o.t.t.
  1. prent
  2. prent
  3. prent
  4. prenten
  5. prenten
  6. prenten
o.v.t.
  1. prentte
  2. prentte
  3. prentte
  4. prentten
  5. prentten
  6. prentten
v.t.t.
  1. heb geprent
  2. hebt geprent
  3. heeft geprent
  4. hebben geprent
  5. hebben geprent
  6. hebben geprent
v.v.t.
  1. had geprent
  2. had geprent
  3. had geprent
  4. hadden geprent
  5. hadden geprent
  6. hadden geprent
o.t.t.t.
  1. zal prenten
  2. zult prenten
  3. zal prenten
  4. zullen prenten
  5. zullen prenten
  6. zullen prenten
o.v.t.t.
  1. zou prenten
  2. zou prenten
  3. zou prenten
  4. zouden prenten
  5. zouden prenten
  6. zouden prenten
diversen
  1. prent!
  2. prent!
  3. geprent
  4. prentend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for prenten:

NounRelated TranslationsOther Translations
impress inktstempel; stempel; zegel
press drukpers; pers; uitgeverijen
VerbRelated TranslationsOther Translations
impress prenten bedrukken; beïnvloeden; indrukken; induwen; inprenten; inscherpen; op het hart drukken; opdrukken; overdrukken; raken; treffen
press prenten aandringen; aandrukken; aanhouden; indrukken; induwen; knellen; op iets aandringen; oppersen; strak zitten; vastdrukken

Related Words for "prenten":


External Machine Translations: