Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dingen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dingde from Dutch to English

dingen:

dingen [de ~] noun, plural

  1. de dingen (spullen; zaakjes; zaken; goedje; waar)
    the things; the items; the stuff; the goods; the articles

dingen verb (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)

  1. dingen (afdingen)
    to haggle; to bargain
    • haggle verb (haggles, haggled, haggling)
    • bargain verb (bargains, bargained, bargaining)

Conjugations for dingen:

o.t.t.
  1. ding
  2. dingt
  3. dingt
  4. dingen
  5. dingen
  6. dingen
o.v.t.
  1. dingde
  2. dingde
  3. dingde
  4. dingden
  5. dingden
  6. dingden
v.t.t.
  1. heb gedingd
  2. hebt gedingd
  3. heeft gedingd
  4. hebben gedingd
  5. hebben gedingd
  6. hebben gedingd
v.v.t.
  1. had gedingd
  2. had gedingd
  3. had gedingd
  4. hadden gedingd
  5. hadden gedingd
  6. hadden gedingd
o.t.t.t.
  1. zal dingen
  2. zult dingen
  3. zal dingen
  4. zullen dingen
  5. zullen dingen
  6. zullen dingen
o.v.t.t.
  1. zou dingen
  2. zou dingen
  3. zou dingen
  4. zouden dingen
  5. zouden dingen
  6. zouden dingen
diversen
  1. ding!
  2. dingt!
  3. gedingd
  4. dingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
articles dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; koopwaar; lidwoorden; voorwerpen; waar
bargain aanbieding; afpingelarij; deal; knibbelarij; koopje; marchandering; onderhandeling; speciale aanbieding; spotkoopje; transactie; zaak
goods dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; colli; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
haggle marchandering; onderhandeling
items dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
stuff dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; bezittingen; bik; eigendommen; goedje; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; koopwaar; macadam; materiaal; materie; metselspecie; mortel; puin; split; spul; steengruis; steenslag; stof; stuff; voorwerpen; waar; wiet
things dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen; goed; kleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
bargain afdingen; dingen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren
haggle afdingen; dingen afdingen; afpingelen; beknibbelen; knibbelen; knijpen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; schrapen; sjacheren
stuff ineen duwen; opzetten; proppen; stouwen

Related Words for "dingen":


Wiktionary Translations for dingen:


Cross Translation:
FromToVia
dingen aim for; strive after; strive for erstreben(transitiv), gehoben: nach etwas streben, etwas zu erreichen suchen