Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. autorijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for autorijden from Dutch to English

autorijden:

autorijden [znw.] noun

  1. autorijden (rijden)
    the drive

Translation Matrix for autorijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
drive autorijden; rijden aandrift; aandrijving; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden

Wiktionary Translations for autorijden:

autorijden
verb
  1. zich voortbewegen door een auto te besturen