Summary
Dutch
Detailed Translations for angel from Dutch to English
angel:
Translation Matrix for angel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
barb | angel; gifangel; vishaak; weerhaak | |
crook | angel; vishaak; weerhaak | bedrieger; herdersstaf; herdersstok; oplichter |
fish hook | angel; vishaak; weerhaak | |
fish-hook | angel; gifangel; vishaak; weerhaak | |
hook | angel; vishaak; weerhaak | haak; hoek; hoekje; hoekstoot; ophanghaak; schuilhoekje |
sting | angel; gifangel; vishaak; weerhaak | doorn; messteek; steek; stekel |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sting | aankaarten; aansnijden; aanvoeren; afsnijden; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; prikken; snijden; steken; steken geven; te berde brengen; ter sprake brengen |
Related Words for "angel":
External Machine Translations: