Dutch

Detailed Translations for vermindering from Dutch to English

vermindering:

vermindering [de ~ (v)] noun

  1. de vermindering (aftrek; deductie; aftrekking)
    the deduction; the rebate; the allowance; the relief
  2. de vermindering (minder worden; afname)
    the diminishing; the lessening
  3. de vermindering (terugloop; afname; teruggang; daling)
    the decrease; the deduct; the fall
  4. de vermindering (afzwakking)
    the decrease; the toning down; the weakening
  5. de vermindering (afname voorraad)
    the decrease; the inventory decrease
    – A transaction where items go out of inventory. 1

Translation Matrix for vermindering:

NounRelated TranslationsOther Translations
allowance aftrek; aftrekking; deductie; vermindering akkoord; arbeidsloon; bezoldiging; fiat; gage; goedkeuring; goedvinden; gunning; honorarium; licentie; loon; permissie; salaris; soldij; subsidie; tegemoetkoming; toelage; toestemming; traktement; verdienste; vergunning; wedde
decrease afname; afname voorraad; afzwakking; daling; teruggang; terugloop; vermindering afname; afnames; bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; daling; inkrimping; korten; kostenbesparing; krimpen; minder worden; minderen; reductie; terugloop; val; verkorting; vervallingen
deduct afname; daling; teruggang; terugloop; vermindering
deduction aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afleiden; deduceren; korting; prijsverlaging; reductie
diminishing afname; minder worden; vermindering verkleining
fall afname; daling; teruggang; terugloop; vermindering achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; terechtkomen; terugloop; val
inventory decrease afname voorraad; vermindering
lessening afname; minder worden; vermindering
rebate aftrek; aftrekking; deductie; vermindering baisse; deflatie; korting; prijsdaling; prijsverlaging; rabat; reductie
relief aftrek; aftrekking; deductie; vermindering assistentie; bemoediging; bevrijding; bijstand; geruststelling; handreiking; herademing; hulp; hulpbetoon; hulpverlenen; hulpverlening; kalmering; ondersteuning; ontzet; ontzetting; opluchting; opmontering; redding; reliëf; sociale bijstand; uitkering; verlichting; verlossing; vertroosting; verzachting; vrijmaking
toning down afzwakking; vermindering
weakening afzwakking; vermindering achteruitgaan; afnemen; afzwakken; ontkrachting; verminderen in kracht; verslappen; verzwakken; verzwakking
VerbRelated TranslationsOther Translations
decrease afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; kleiner maken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen
deduct afhouden; afleiden; aftrekken; deduceren; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
diminishing afnemend; slinkend; tanend
fall bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; tuimelen; vallen; wegvallen; zakken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
diminishing achteruitgaand; afnemend; minderend; slinkend; tanend; vergelend; verminderend; vervallend; verzwakkend
weakening achteruitgaand; afnemend; vervallend; verzwakkend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
lessening achteruitgaand; afnemend; vervallend