Dutch
Detailed Translations for vooruitlopen from Dutch to English
vooruitlopen:
-
vooruitlopen (vooroplopen; voorlopen; vooraanlopen)
Conjugations for vooruitlopen:
o.t.t.
- loop vooruit
- loopt vooruit
- loopt vooruit
- lopen vooruit
- lopen vooruit
- lopen vooruit
o.v.t.
- liep vooruit
- liep vooruit
- liep vooruit
- liepen vooruit
- liepen vooruit
- liepen vooruit
v.t.t.
- ben vooruitgelopen
- bent vooruitgelopen
- is vooruitgelopen
- zijn vooruitgelopen
- zijn vooruitgelopen
- zijn vooruitgelopen
v.v.t.
- was vooruitgelopen
- was vooruitgelopen
- was vooruitgelopen
- waren vooruitgelopen
- waren vooruitgelopen
- waren vooruitgelopen
o.t.t.t.
- zal vooruitlopen
- zult vooruitlopen
- zal vooruitlopen
- zullen vooruitlopen
- zullen vooruitlopen
- zullen vooruitlopen
o.v.t.t.
- zou vooruitlopen
- zou vooruitlopen
- zou vooruitlopen
- zouden vooruitlopen
- zouden vooruitlopen
- zouden vooruitlopen
diversen
- loop vooruit!
- loopt vooruit!
- vooruitgelopen
- vooruitlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vooruitlopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
go in front | vooraanlopen; voorlopen; vooroplopen; vooruitlopen | |
walk in front | vooraanlopen; voorlopen; vooroplopen; vooruitlopen |
Wiktionary Translations for vooruitlopen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vooruitlopen | → anticipate | ↔ anticiper — devancer. |
External Machine Translations: