Dutch

Detailed Translations for schikking from Dutch to English

schikking:

schikking [de ~ (v)] noun

  1. de schikking (rangschikking; arrangement; indeling; opstelling; ordening)
    the arrangement; the classification; the disposition; the ranging; the position; the marshalling
  2. de schikking (maatregel; voorziening)
    the measure; the provision; the facility; the decree; the supply; the decision
  3. de schikking (regeling; akkoord; afspraak; overeenkomst)
    the agreement; the settlement; the consent; the make a compromise; the approval; the come to terms; the concurrence; the chord; the permission
  4. de schikking (regeling; vereffening; akkoord; vergelijk)
    the settlement; the clearance

Translation Matrix for schikking:

NounRelated TranslationsOther Translations
agreement afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; compromis; contract; convenant; federatie; goedkeuring; instemming; liga; overeenkomst; pact; unie; verbond; verdrag; vergelijk
approval afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking accoord; akkoord; autorisatie; bijval; fiat; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; homologatie; instemming; machtiging; toestemming; volmacht
arrangement arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking arrangement; assemblage; assembleren; indeling; instrumentatie; montage; ordenen; orkestratie; plaatsing; regeling; samenstelling; samenvoeging; schikken
chord afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking snaar
classification arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking categorie; classificatie; karakterisering; klasse; klassement; klassenindeling; klassenverdeling; klassering; rangschikken; rangschikking; typering
clearance akkoord; regeling; schikking; vereffening; vergelijk afrekenen; afrekening; inklaren; inklaring; inklaringspapier; vereffening; verrekening
come to terms afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
concurrence afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking gelijktijdigheid; samenloop
consent afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking accoord; akkoord; believen; goeddunken; goedkeuring; instemming; jawoord; toestemming; welbevinden
decision maatregel; schikking; voorziening beslissing; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; raadsbesluit; tucht
decree maatregel; schikking; voorziening afkondiging; arrest; beslissing; besluit; besluiten; decreet; raadsbesluit; regeringsbesluit; uitvaardiging
disposition arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking aard; confessie; geaardheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gezindheid; gezindte; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; overtuiging; temperament; vaststaande mening; vurigheid
facility maatregel; schikking; voorziening accommodatie; faciliteit; onderbrenging; onderdak; verschaffing; voorziening
make a compromise afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking
marshalling arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
measure maatregel; schikking; voorziening afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatstaf; mate; matigheid; norm; omvang; raadsbesluit; standaard; stemmigheid
permission afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking akkoord; bekrachtiging; fiat; goedkeuring; goedvinden; instemming; licentie; machtiging; permissie; ratificering; toestemming; vergunning
position arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking ambt; baan; betrekking; bewering; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; gezichtshoek; gezichtspunt; houding; invalshoek; job; klasse; ligging; maatschappelijke klasse; oogpunt; orde; perspectief; positie; rang; slag; staat; stand; stand van het lichaam; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toestand; zienswijs
provision maatregel; schikking; voorziening boekhoudkundige reserve; levensmiddel; verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg
ranging arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
settlement afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk afrekenen; afrekening; arrangement; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; regeling; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen
supply maatregel; schikking; voorziening aanvoer; afgifte; aflevering; bezorging; geleverde; leverantie; levering; toevoer; uitlevering; voorziening; zending
VerbRelated TranslationsOther Translations
decree afkondigen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; uitvaardigen; verordenen; verordonneren
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen
position plaatsen; positioneren; zetten
provision bevoorraden; inrichten
supply aanleveren; afleveren; bestellen; bevoorraden; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toevoeren; verschaffen; verstrekken; versturen; zenden

Related Words for "schikking":

  • schikkingen

Wiktionary Translations for schikking:

schikking
noun
  1. juridisch|nld een regeling waarmee beide partijen genoegen nemen
schikking
noun
  1. a contractual agreement between parties to actual or potential litigation by which each party agrees to a resolution of the underlying dispute
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
schikking accommodation; agreement; accord; deal; pact; mutual agreement accommodementaccord que l’on faire d’un différend, d’une querelle.
schikking pact; accommodation; agreement; accord; deal; mutual agreement pacteconvention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.

External Machine Translations:

Related Translations for schikking