Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zinspelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zinspelen from Dutch to English

zinspelen:

zinspelen verb (zinspeel, zinspeelt, zinspeelde, zinspeelden, gezinspeeld)

  1. zinspelen (toespelen)
    to allude to; to hint at
    • allude to verb (alludes to, alluded to, alluding to)
    • hint at verb (hints at, hinted at, hinting at)

Conjugations for zinspelen:

o.t.t.
  1. zinspeel
  2. zinspeelt
  3. zinspeelt
  4. zinspelen
  5. zinspelen
  6. zinspelen
o.v.t.
  1. zinspeelde
  2. zinspeelde
  3. zinspeelde
  4. zinspeelden
  5. zinspeelden
  6. zinspeelden
v.t.t.
  1. heb gezinspeeld
  2. hebt gezinspeeld
  3. heeft gezinspeeld
  4. hebben gezinspeeld
  5. hebben gezinspeeld
  6. hebben gezinspeeld
v.v.t.
  1. had gezinspeeld
  2. had gezinspeeld
  3. had gezinspeeld
  4. hadden gezinspeeld
  5. hadden gezinspeeld
  6. hadden gezinspeeld
o.t.t.t.
  1. zal zinspelen
  2. zult zinspelen
  3. zal zinspelen
  4. zullen zinspelen
  5. zullen zinspelen
  6. zullen zinspelen
o.v.t.t.
  1. zou zinspelen
  2. zou zinspelen
  3. zou zinspelen
  4. zouden zinspelen
  5. zouden zinspelen
  6. zouden zinspelen
diversen
  1. zinspeel!
  2. zinspeelt!
  3. gezinspeeld
  4. zinspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zinspelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
allude to toespelen; zinspelen
hint at toespelen; zinspelen

Wiktionary Translations for zinspelen:

zinspelen
verb
  1. op minder duidelijke wijze naar iets refereren

Cross Translation:
FromToVia
zinspelen insinuate; worm insinuerintroduire doucement et adroitement quelque chose.