Summary
Dutch
Detailed Translations for snoep from Dutch to English
snoep:
Translation Matrix for snoep:
Noun | Related Translations | Other Translations |
candy | snoep | beminde; duifje; kandij; lekkers; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoepgoed; snoepjes; snoes; suikergoed; suikerwerk; zoetigheid |
Verb | Related Translations | Other Translations |
candy | konfijten; versuikeren; zoeten; zoetmaken |
Related Words for "snoep":
Related Definitions for "snoep":
Wiktionary Translations for snoep:
snoep
Cross Translation:
noun
-
sweet foodstuffs, collectively
-
piece of candy
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snoep | → sweet; candy | ↔ Süßigkeit — meist Plural: Lebensmittel, die süß sind und als Naschzeug verwendet werden |
• snoep | → dainty; titbit; delicacy; sweetmeat; tidbit; gourmet; candy | ↔ friandise — confiserie ou pâtisserie de petite taille. |
snoep form of snoepen:
-
snoepen
Conjugations for snoepen:
o.t.t.
- snoep
- snoept
- snoept
- snoepen
- snoepen
- snoepen
o.v.t.
- snoepte
- snoepte
- snoepte
- snoepten
- snoepten
- snoepten
v.t.t.
- heb gesnoept
- hebt gesnoept
- heeft gesnoept
- hebben gesnoept
- hebben gesnoept
- hebben gesnoept
v.v.t.
- had gesnoept
- had gesnoept
- had gesnoept
- hadden gesnoept
- hadden gesnoept
- hadden gesnoept
o.t.t.t.
- zal snoepen
- zult snoepen
- zal snoepen
- zullen snoepen
- zullen snoepen
- zullen snoepen
o.v.t.t.
- zou snoepen
- zou snoepen
- zou snoepen
- zouden snoepen
- zouden snoepen
- zouden snoepen
en verder
- ben gesnoept
- bent gesnoept
- is gesnoept
- zijn gesnoept
- zijn gesnoept
- zijn gesnoept
diversen
- snoep!
- snoept!
- gesnoept
- snoepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for snoepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
munch | snoepen | consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; spijzen; tot zich nemen; verorberen |
nibble | snoepen | consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; spijzen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen |
nybble | snoepen | consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; spijzen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen |