Summary
Dutch
Detailed Translations for overmaken from Dutch to English
overmaken:
-
overmaken (toezenden; zenden; opsturen; iem. iets sturen; posten; doen toekomen)
Conjugations for overmaken:
o.t.t.
- maak over
- maakt over
- maakt over
- maken over
- maken over
- maken over
o.v.t.
- maakte over
- maakte over
- maakte over
- maakten over
- maakten over
- maakten over
v.t.t.
- heb overgemaakt
- hebt overgemaakt
- heeft overgemaakt
- hebben overgemaakt
- hebben overgemaakt
- hebben overgemaakt
v.v.t.
- had overgemaakt
- had overgemaakt
- had overgemaakt
- hadden overgemaakt
- hadden overgemaakt
- hadden overgemaakt
o.t.t.t.
- zal overmaken
- zult overmaken
- zal overmaken
- zullen overmaken
- zullen overmaken
- zullen overmaken
o.v.t.t.
- zou overmaken
- zou overmaken
- zou overmaken
- zouden overmaken
- zouden overmaken
- zouden overmaken
en verder
- is overgemaakt
- zijn overgemaakt
diversen
- maak over!
- maakt over!
- overgemaakt
- overmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overmaken:
Wiktionary Translations for overmaken:
External Machine Translations: