Dutch
Detailed Translations for aard from Dutch to English
aard:
-
de aard (karakter; geaardheid; inborst)
-
de aard (inborst; karakter; mentaliteit; gemoed; natuur; geaardheid; inslag)
-
de aard (soort)
-
de aard (onderverdeling; klasse)
Translation Matrix for aard:
Related Words for "aard":
Synonyms for "aard":
Related Definitions for "aard":
Wiktionary Translations for aard:
aard
Cross Translation:
noun
aard
-
wezen, natuur, karakter
- aard → character
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aard | → kind; sort; type | ↔ acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses. |
• aard | → genus; mankind; kind; type; sort; way; style; genre; gender | ↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs. |
• aard | → nature; character | ↔ nature — ensemble des êtres et des choses, univers. Ensemble en tant qu’ordonné et régir par des lois. |
aard form of aarden:
-
aarden (gronden)
-
aarden (op aarde aansluiten)
-
aarden (gewendraken; wennen; aanpassen)
Conjugations for aarden:
o.t.t.
- aard
- aardt
- aardt
- aarden
- aarden
- aarden
o.v.t.
- aardde
- aardde
- aardde
- aardden
- aardden
- aardden
v.t.t.
- ben geaard
- bent geaard
- is geaard
- zijn geaard
- zijn geaard
- zijn geaard
v.v.t.
- was geaard
- was geaard
- was geaard
- waren geaard
- waren geaard
- waren geaard
o.t.t.t.
- zal aarden
- zult aarden
- zal aarden
- zullen aarden
- zullen aarden
- zullen aarden
o.v.t.t.
- zou aarden
- zou aarden
- zou aarden
- zouden aarden
- zouden aarden
- zouden aarden
diversen
- aard!
- aardt!
- geaard
- aardende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aarden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
earth | aarde; aardkloot; aardkorst; bodem; bol; globe; grond | |
ground | aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen; vloer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
earth | aarden; op aarde aansluiten | |
earthen | aarden; gronden | |
get used to | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | aanwennen; eigenmaken; gewend raken; gewennen; leren |
ground | aarden; gronden | funderen; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; koloniseren; onderbouwen; onderheien; oprichten; settelen; stichten; vestigen |
grow accustomed to | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | |
settle down | aanpassen; aarden; gewendraken; wennen | gaan zitten; gewend raken; inburgeren; plaatsnemen; zich neerzetten |
Wiktionary Translations for aarden:
aarden
adjective
aarden
-
van aarde gemaakt
- aarden → earthen; earthenware
-
zich thuis voelen, wennen, gewoon worden
- aarden → feel
-
~ naar
- aarden → take after