Summary
Dutch to English: more detail...
- klaren:
-
Wiktionary:
- klaren → rack
- klaren → accomplish, achieve, finish, consummate, output, perform, produce
Dutch
Detailed Translations for klaren from Dutch to English
klaren:
-
klaren (in orde maken; regelen; afdoen)
-
klaren (inklaren)
-
klaren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; louteren)
Conjugations for klaren:
o.t.t.
- klaar
- klaart
- klaart
- klaren
- klaren
- klaren
o.v.t.
- klaarde
- klaarde
- klaarde
- klaarden
- klaarden
- klaarden
v.t.t.
- heb geklaard
- hebt geklaard
- heeft geklaard
- hebben geklaard
- hebben geklaard
- hebben geklaard
v.v.t.
- had geklaard
- had geklaard
- had geklaard
- hadden geklaard
- hadden geklaard
- hadden geklaard
o.t.t.t.
- zal klaren
- zult klaren
- zal klaren
- zullen klaren
- zullen klaren
- zullen klaren
o.v.t.t.
- zou klaren
- zou klaren
- zou klaren
- zouden klaren
- zouden klaren
- zouden klaren
diversen
- klaar!
- klaart!
- geklaard
- klarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klaren:
Wiktionary Translations for klaren:
klaren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klaren | → accomplish; achieve; finish; consummate; output; perform; produce | ↔ confectionner — exécuter jusqu’à complet achèvement. |