Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. spellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for spellend from Dutch to German

spellen:

spellen verb (spel, spelt, spelde, spelden, gespeld)

  1. spellen (de letters van een woord opnoemen)
    buchstabieren
    • buchstabieren verb (buchstabiere, buchstabierst, buchstabiert, buchstabierte, buchstabiertet, buchstabiert)

Conjugations for spellen:

o.t.t.
  1. spel
  2. spelt
  3. spelt
  4. spellen
  5. spellen
  6. spellen
o.v.t.
  1. spelde
  2. spelde
  3. spelde
  4. spelden
  5. spelden
  6. spelden
v.t.t.
  1. heb gespeld
  2. hebt gespeld
  3. heeft gespeld
  4. hebben gespeld
  5. hebben gespeld
  6. hebben gespeld
v.v.t.
  1. had gespeld
  2. had gespeld
  3. had gespeld
  4. hadden gespeld
  5. hadden gespeld
  6. hadden gespeld
o.t.t.t.
  1. zal spellen
  2. zult spellen
  3. zal spellen
  4. zullen spellen
  5. zullen spellen
  6. zullen spellen
o.v.t.t.
  1. zou spellen
  2. zou spellen
  3. zou spellen
  4. zouden spellen
  5. zouden spellen
  6. zouden spellen
en verder
  1. ben gespeld
  2. bent gespeld
  3. is gespeld
  4. zijn gespeld
  5. zijn gespeld
  6. zijn gespeld
diversen
  1. spel!
  2. spelt!
  3. gespeld
  4. spellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
buchstabieren de letters van een woord opnoemen; spellen

Related Words for "spellen":


Wiktionary Translations for spellen:

spellen
verb
  1. letters in de juiste volgorde plaatsen

Cross Translation:
FromToVia
spellen buchstabieren; richtich; schreiben spell — to write or say the letters that form a word
spellen buchstabieren spell — to compose a word
spellen buchstabieren épeler — Donner l'orthographe d'un mot, lettre par lettre et grouper les lettres par syllabes.