Dutch

Detailed Translations for schakels from Dutch to German

schakel:

schakel [de ~] noun

  1. de schakel (onderling verband; link; verband; )
    der Zusammenhang; der Verband; die Beziehung; die Verbindung; die Konnexion; der Konnex; die Gemeinschaft; die Binde; der Vertrag
  2. de schakel (schalm)
    Glied; Kettenglied; Verbindungsglied; Bindeglied

Translation Matrix for schakel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Beziehung connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aansluiting; affaire; band; connectie; contact; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; link; relatie; samenhang; verband; verbinding; verhouding; verkering
Binde connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband banddoek; draagband; draagverband; geluidsniveau; mitella; verband; verbandgaas; volume; zwachtel; zwachteling
Bindeglied schakel; schalm aansluiting; connectie; contact; verbinding
Gemeinschaft connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aansluiting; ambachtsgilde; band; bond; broederschap; burgers; club; connectie; coöperatie; gemeenschap; genootschap; geslachtsgemeenschap; gilde; liaison; link; omgang; orde; organisatie; paring; relatie; samenhang; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verband; verbinding; vereniging; verkeer; verwantschap
Glied schakel; schalm deel; fractie; gedeelte; geleding; kettingbout; ledematen; lichaamsdelen; part; stuk; verbinding van lichaamsdelen
Kettenglied schakel; schalm kettingbout
Konnex connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband
Konnexion connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband alliantie; bond; bondgenootschap; eenwording; verbond
Verband connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aansluiting; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; correlatie; coöperatie; federatie; genootschap; liaison; liga; link; pact; relatie; samenhang; samenwerkingsverband; sociëteit; unie; verband; verbandgaas; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verwantschap; zwachtel; zwachteling
Verbindung connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; akkoord; alliantie; associatie; avontuurtje; band; bereikbaarheid; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; coalitie; connectie; connectiviteit; contact; correlatie; coöperatie; federatie; gebondenheid; genootschap; koppeling; las; liaison; liefdesrelatie; liga; link; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; samenwerkingsverband; slippertje; sociëteit; studentenbond; studentenvereniging; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verhouding; verloving; verwantschap
Verbindungsglied schakel; schalm
Vertrag connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aanvraag; acte; akkoord; akte; band; bewijsstuk; binding; bond; bondgenootschap; contract; federatie; liga; overeenkomst; pact; taak; traktaat; unie; verbond; verdrag
Zusammenhang connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aansluiting; band; connectie; context; correlatie; liaison; link; omstandigheden; relatie; samenhang; tekstverband; verband; verbinding; verwantschap; zinsverband
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Beziehung Relatie

Related Words for "schakel":

  • schakelen, schakels, schakeltje, schakeltjes

Wiktionary Translations for schakel:

schakel
  1. Vorrichtung oder Person, die eine Verbindung zwischen unterschiedlichen Einheiten (Geräten, Bauteilen, Aggregaten, Personen, Gruppen) herstellt oder darstellt

Cross Translation:
FromToVia
schakel Spange; Griff clasp — fastener or holder
schakel Verknüpfung link — element of a chain

External Machine Translations: