Dutch

Detailed Translations for roerden from Dutch to German

roerden form of roeren:

roeren verb (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)

  1. roeren (omroeren)
    umruhren; bewegen; schüren; anschüren
    • umruhren verb
    • bewegen verb (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
    • schüren verb (schüre, schürst, schürt, schürte, schürtet, geschürt)
    • anschüren verb (schüre an, schürst an, schürt an, schürte an, schürtet an, angeschürt)
  2. roeren (mixen)
    rühren; mischen; bewegen
    • rühren verb (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
    • mischen verb (mische, mischst, mischt, mischte, mischtet, gemischt)
    • bewegen verb (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
  3. roeren (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    verschieben; verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen
    • verschieben verb (verschiebe, verschiebst, verschiebt, verschob, verschobt, verschoben)
    • verlegen verb (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • verstellen verb (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • verrücken verb (verrücke, verrückst, verrückt, verrückte, verrücktet, verrückt)
    • verschleppen verb (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)
  4. roeren (beroeren)
    rühren
    • rühren verb (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)

Conjugations for roeren:

o.t.t.
  1. roer
  2. roert
  3. roert
  4. roeren
  5. roeren
  6. roeren
o.v.t.
  1. roerde
  2. roerde
  3. roerde
  4. roerden
  5. roerden
  6. roerden
v.t.t.
  1. ben geroerd
  2. bent geroerd
  3. is geroerd
  4. zijn geroerd
  5. zijn geroerd
  6. zijn geroerd
v.v.t.
  1. was geroerd
  2. was geroerd
  3. was geroerd
  4. waren geroerd
  5. waren geroerd
  6. waren geroerd
o.t.t.t.
  1. zal roeren
  2. zult roeren
  3. zal roeren
  4. zullen roeren
  5. zullen roeren
  6. zullen roeren
o.v.t.t.
  1. zou roeren
  2. zou roeren
  3. zou roeren
  4. zouden roeren
  5. zouden roeren
  6. zouden roeren
en verder
  1. heb geroerd
  2. hebt geroerd
  3. heeft geroerd
  4. hebben geroerd
  5. hebben geroerd
  6. hebben geroerd
diversen
  1. roer!
  2. roert!
  3. geroerd
  4. roerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for roeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anschüren omroeren; roeren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen
bewegen mixen; omroeren; roeren aangaan; agiteren; beroeren; betreffen; bewegen; iemand raken; iemand treffen; in beroering brengen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; treffen; verschuiven; zich bewegen; zich verplaatsen
mischen mixen; roeren door elkaar schudden; dooreenmengen; husselen; hutselen; mengen; vermengen
rühren beroeren; mixen; roeren aangaan; aangrijpen; beroeren; betreffen; bewegen; beïnvloeden; iemand raken; iemand treffen; in beweging brengen; ontroeren; raken; rondroeren; treffen; verroeren; vertederen; zich bewegen
schüren omroeren; roeren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; opstoken; poken; stimuleren; stoken; toemoedigen
umruhren omroeren; roeren
verlegen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; uitstellen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verrücken disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; voor zich uitschuiven
verschieben disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschorten; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven
verschleppen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten verslepen; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verstellen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten barricaderen; iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; versperren; verzetten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen

Related Words for "roeren":


Wiktionary Translations for roeren:

roeren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen

Cross Translation:
FromToVia
roeren bewegen move — to cause to change place or posture; to set in motion
roeren rühren; bewegen move — to arouse the feelings or passions of
roeren applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen battrefrapper de coups répétés.