Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. peddelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for peddelt from Dutch to German

peddelen:

peddelen verb (peddel, peddelt, peddelde, peddelden, gepeddeld)

  1. peddelen
    paddeln
    • paddeln verb (paddele, paddelst, paddelt, paddelte, paddeltet, gepaddelt)

Conjugations for peddelen:

o.t.t.
  1. peddel
  2. peddelt
  3. peddelt
  4. peddelen
  5. peddelen
  6. peddelen
o.v.t.
  1. peddelde
  2. peddelde
  3. peddelde
  4. peddelden
  5. peddelden
  6. peddelden
v.t.t.
  1. heb gepeddeld
  2. hebt gepeddeld
  3. heeft gepeddeld
  4. hebben gepeddeld
  5. hebben gepeddeld
  6. hebben gepeddeld
v.v.t.
  1. had gepeddeld
  2. had gepeddeld
  3. had gepeddeld
  4. hadden gepeddeld
  5. hadden gepeddeld
  6. hadden gepeddeld
o.t.t.t.
  1. zal peddelen
  2. zult peddelen
  3. zal peddelen
  4. zullen peddelen
  5. zullen peddelen
  6. zullen peddelen
o.v.t.t.
  1. zou peddelen
  2. zou peddelen
  3. zou peddelen
  4. zouden peddelen
  5. zouden peddelen
  6. zouden peddelen
en verder
  1. ben gepeddeld
  2. bent gepeddeld
  3. is gepeddeld
  4. zijn gepeddeld
  5. zijn gepeddeld
  6. zijn gepeddeld
diversen
  1. peddel!
  2. peddelt!
  3. gepeddeld
  4. peddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for peddelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
paddeln peddelen

Related Words for "peddelen":


Wiktionary Translations for peddelen:


Cross Translation:
FromToVia
peddelen klatschen; plätschern; paddeln; klauen barboterbredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications.
peddelen waten; paddeln pataugermarcher dans une eau bourbeux.