Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beschikken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschik from Dutch to German

beschikken:

beschikken [znw.] noun

  1. beschikken (voorschrijven; verordenen; bepalen)
    Anordnen; Vorschreiben

Translation Matrix for beschikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anordnen bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven ordenen; schikken
Vorschreiben bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven

Related Definitions for "beschikken":

  1. ergens gebruik van kunnen maken1
    • je kunt de hele vakantie over mijn auto beschikken1

Wiktionary Translations for beschikken:

beschikken
verb
  1. beslissen, regelen

Cross Translation:
FromToVia
beschikken bestimmen; festlegen appoint — to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of

External Machine Translations: