Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. fideel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for fideel from Dutch to German

fideel:


Translation Matrix for fideel:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausgelassen blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig dartel; druk; drukpratend; geanimeerd; gerust; goed geluimd; grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; roezemoezig; speels; stoeiziek; uitbundig; uitgelaten; welgestemd; zorgeloos
begeistert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevlogen; bezield; blij; dolblij; enthousiast; geestdriftig; geil; gepassioneerd; goed geluimd; hartstochtelijk; heet; heftig; hitsig; inblij; met hevige passie; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; opgewonden; seksueel opgewonden; verblijd; verheugd; vurig; welgestemd
ehrlich eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig billijk; contemplatief; echt; eerlijk; effectief; fair; geschikt; gewoonweg; heus; klinkklaar; menens; metterdaad; ongeveinsd; open; openlijk; oprecht; puur; rechtdoorzee; rechtschapen; redelijk; regelrecht; reëel; ronduit; schappelijk; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
fidel eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
fröhlich blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevredigd; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; gelukzalig; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; inblij; jolig; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; uitbundig; uitgelaten; vergenoegd; verrukt; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd; zalig; zielsgelukkig
heiter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; grappig; helder; humoristisch; jolig; klaar; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; levendig; levenslustig; monter; onbewolkt; opgetogen; opgewekt; speels; tierig; uitgelaten; verblijd; verheugd; vrolijk; welgemoed; welgestemd
lustig blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; geestig; geinig; goed geluimd; grappig; humoristisch; jolig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; speels; uiig; uitgelaten; vrolijk; welgestemd
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig actief; alert; beweeglijk; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; hooggekleurd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; oplettend; speels; tierig; uitgeslapen; verblijd; verheugd; verhit; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd

Related Words for "fideel":

  • fidele

Wiktionary Translations for fideel:

fideel
adjective
  1. trouwhartig

External Machine Translations: