French

Detailed Translations for lunch from French to Dutch

lunch:


External Machine Translations:


Dutch

Detailed Translations for lunch from Dutch to French

lunch:

lunch [de ~ (m)] noun

  1. de lunch (koffiemaaltijd)
    le déjeuner; le casse-croûte
  2. de lunch (lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schaftuur; schafttijd)
    la pause de midi; la pause déjeuner; l'heure du repas; la mi-temps; l'heure du déjeuner; l'interruption; la récréation; l'entracte; la pause; le temps d'arrêt
  3. de lunch
    le déjeuner

Translation Matrix for lunch:

NounRelated TranslationsOther Translations
casse-croûte koffiemaaltijd; lunch hapje; tussendoortje; versnapering
déjeuner koffiemaaltijd; lunch lunchpakket; twaalfuurtje
entracte lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
heure du déjeuner lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur lunchtijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
heure du repas lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd
interruption lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; stoornis; storing; stremming; trap; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
mi-temps lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; tussenpoos
pause lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur afleiding; breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; kloof; onderbreken; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verbreken; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
pause de midi lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur etenstijd; lunchtijd; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing; werkpauze
pause déjeuner lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur
récréation lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; speelduur; speelkwartier; speeltijd; speeluur; tijd bestemd voor spelen; tussenpoos; wedstrijdduur
temps d'arrêt lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur onderbreking; pauze; tussenpoos
VerbRelated TranslationsOther Translations
déjeuner consumeren; dineren; eten; gebruiken; laven; lenigen; lessen; lunchen; nuttigen; ontbijt eten; ontbijten; opeten; oppeuzelen; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen

Related Words for "lunch":


Wiktionary Translations for lunch:

lunch
noun
  1. FR|fr Repas de midi.

Cross Translation:
FromToVia
lunch déjeuner; dîner dinner — midday meal
lunch déjeuner; lunch; dîner lunch — meal around midday

lunchen:

lunchen verb (lunch, luncht, lunchte, lunchten, geluncht)

  1. lunchen
    déjeuner
    • déjeuner verb (déjeune, déjeunes, déjeunons, déjeunez, )

Conjugations for lunchen:

o.t.t.
  1. lunch
  2. luncht
  3. luncht
  4. lunchen
  5. lunchen
  6. lunchen
o.v.t.
  1. lunchte
  2. lunchte
  3. lunchte
  4. lunchten
  5. lunchten
  6. lunchten
v.t.t.
  1. heb geluncht
  2. hebt geluncht
  3. heeft geluncht
  4. hebben geluncht
  5. hebben geluncht
  6. hebben geluncht
v.v.t.
  1. had geluncht
  2. had geluncht
  3. had geluncht
  4. hadden geluncht
  5. hadden geluncht
  6. hadden geluncht
o.t.t.t.
  1. zal lunchen
  2. zult lunchen
  3. zal lunchen
  4. zullen lunchen
  5. zullen lunchen
  6. zullen lunchen
o.v.t.t.
  1. zou lunchen
  2. zou lunchen
  3. zou lunchen
  4. zouden lunchen
  5. zouden lunchen
  6. zouden lunchen
diversen
  1. lunch!
  2. luncht!
  3. geluncht
  4. lunchend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lunchen:

NounRelated TranslationsOther Translations
déjeuner koffiemaaltijd; lunch; lunchpakket; twaalfuurtje
VerbRelated TranslationsOther Translations
déjeuner lunchen consumeren; dineren; eten; gebruiken; laven; lenigen; lessen; nuttigen; ontbijt eten; ontbijten; opeten; oppeuzelen; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen

Related Words for "lunchen":


Wiktionary Translations for lunchen:

lunchen
verb
  1. de lunch gebruiken

Cross Translation:
FromToVia
lunchen déjeuner; [[prendre déjeuner]]; luncher lunch — to eat lunch

External Machine Translations: