Summary


German

Detailed Translations for Zahl from German to Dutch

Zahl:

Zahl [die ~] noun

  1. die Zahl (Numerus)
    het getal
    – nummer van een of meer cijfers 1
    • getal [het ~] noun
      • noem een getal onder de tien1
    het cijfer
    – teken waarmee je een getal aangeeft 1
    • cijfer [het ~] noun
      • ik noem een getal van twee cijfers1
  2. die Zahl (Anzahl; Quantität; Menge; Quantum)
    de hoeveelheid; de kwantiteit; het aantal
  3. die Zahl (Zensur; Schulnote; Ziffer)
    het cijfer; schoolcijfer
  4. die Zahl (Rangnummer; Nummer; Ziffer)
    het cijfer; het rangnummer

Translation Matrix for Zahl:

NounRelated TranslationsOther Translations
aantal Anzahl; Menge; Quantität; Quantum; Zahl
cijfer Numerus; Nummer; Rangnummer; Schulnote; Zahl; Zensur; Ziffer
getal Numerus; Zahl
hoeveelheid Anzahl; Menge; Quantität; Quantum; Zahl Menge; Partie
kwantiteit Anzahl; Menge; Quantität; Quantum; Zahl Maß; Quantität
rangnummer Nummer; Rangnummer; Zahl; Ziffer
schoolcijfer Schulnote; Zahl; Zensur; Ziffer

Synonyms for "Zahl":


Wiktionary Translations for Zahl:

Zahl
noun
  1. umgangssprachlich: Ziffer
  2. Quantität (das Wieviel), numerischer Wert
Zahl
noun
  1. (wiskunde, nld) abstracte weergave van een hoeveelheid m.b.v. cijfers en eventueel een komma

Cross Translation:
FromToVia
Zahl inscriptie inscription — text on a coin
Zahl aantal; hoeveelheid number — abstract entity
Zahl getal number — mathematical number
Zahl telwoord numeral — word or symbol representing a number
Zahl cijfer; nummer chiffre — symbole utilisé pour écrire les nombres. (Sens général).
Zahl aantal; tal; getal nombre — (mathématiques) concept mathématique représentant une quantité.

Related Translations for Zahl