Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: beurteilen

German and Dutch Translation Search Results for beurteilen

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. beurteilen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for beurteilen from German to Dutch

beurteilen:

beurteilen verb (beurteile, beurteilst, beurteilt, beurteilte, beurteiltet, beurteilt)

  1. beurteilen (kritisieren; jurieren; rezensieren)
    beoordelen; goed- of afkeuren
  2. beurteilen (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    bespreken; bediscussiëren; doorspreken; praten over; bepraten; doorpraten
    • bespreken verb (bespreek, bespreekt, besprak, bespraken, besproken)
    • doorspreken verb (spreek door, spreekt door, sprak door, spraken door, doorgesproken)
    • bepraten verb (bepraat, bepraatte, bepraatten, bepraat)
    • doorpraten verb (praat door, praatte door, praatten door, doorgepraat)
  3. beurteilen (jurieren; zensurieren)
    jureren; in een jury zitten

Conjugations for beurteilen:

Präsens
  1. beurteile
  2. beurteilst
  3. beurteilt
  4. beurteilen
  5. beurteilt
  6. beurteilen
Imperfekt
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Perfekt
  1. habe beurteilt
  2. hast beurteilt
  3. hat beurteilt
  4. haben beurteilt
  5. habt beurteilt
  6. haben beurteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. beurteile
  2. beurteilest
  3. beurteile
  4. beurteilen
  5. beurteilet
  6. beurteilen
2. Konjunktiv
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Futur 1
  1. werde beurteilen
  2. wirst beurteilen
  3. wird beurteilen
  4. werden beurteilen
  5. werdet beurteilen
  6. werden beurteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beurteilen
  2. würdest beurteilen
  3. würde beurteilen
  4. würden beurteilen
  5. würdet beurteilen
  6. würden beurteilen
Diverses
  1. beurteil!
  2. beurteilt!
  3. beurteilen Sie!
  5. beurteilt
  6. beurteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for beurteilen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bespreken Besprechen; Sprechen über
VerbRelated TranslationsOther Translations
bediscussiëren ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
beoordelen beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren
bepraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
bespreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern ein Reis buchen; ein Reis reservieren
doorpraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern weiterreden; weitersprechen
doorspreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern beraten; bereden; durchdiskutieren; durchsprechen; konsultieren
goed- of afkeuren beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren
in een jury zitten beurteilen; jurieren; zensurieren
jureren beurteilen; jurieren; zensurieren
praten over ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern

Synonyms for "beurteilen":


Wiktionary Translations for beurteilen:

beurteilen
verb
  1. (transitiv) über jemanden oder etwas ein Urteil fällen
beurteilen
verb
  1. tot een oordeel komen over iets
Cross Translation:
FromToVia
• beurteilen → beoordelen ↔ judge — to form an opinion on
• beurteilen → berechten; oordelen; beoordelen; vonnissen ↔ juger — juri|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0535 seconds
Page rendered in 1.0 seconds