Summary
German to Dutch: more detail...
- testen:
-
Wiktionary:
- testen → beproeven, doorlichten, proberen
Dutch to German: more detail...
- testen:
- test:
- Wiktionary:
German
Detailed Translations for testen from German to Dutch
testen:
-
testen (erproben; untersuchen; prüfen; überprüfen; kontrollieren; ausprobieren; proben; inspizieren)
-
testen (examinieren; prüfen; überprüfen; kontrollieren; nachsehen; nachprüfen; abhören)
-
testen (prüfen)
-
testen (ausprobieren; prüfen; überprüfen; nachprüfen; experimentieren; erproben)
-
testen (ausprobieren; probieren; experimentieren; erproben; forschen)
-
testen (nachprüfen; kontrollieren; überprüfen; prüfen)
Conjugations for testen:
Präsens
- teste
- testest
- testet
- testen
- testet
- testen
Imperfekt
- testete
- testetest
- testete
- testeten
- testetet
- testeten
Perfekt
- habe getestet
- hast getestet
- hat getestet
- haben getestet
- habt getestet
- haben getestet
1. Konjunktiv [1]
- teste
- testest
- teste
- testen
- testet
- testen
2. Konjunktiv
- testete
- testetest
- testete
- testeten
- testetet
- testeten
Futur 1
- werde testen
- wirst testen
- wird testen
- werden testen
- werdet testen
- werden testen
1. Konjunktiv [2]
- würde testen
- würdest testen
- würde testen
- würden testen
- würdet testen
- würden testen
Diverses
- test!
- testet!
- testen Sie!
- getestet
- test
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for testen:
Synonyms for "testen":
Wiktionary Translations for testen:
testen
verb
-
onderzoeken of het de juiste is
-
grondig onderzoeken
-
testen
Dutch
Detailed Translations for testen from Dutch to German
testen:
-
testen (beproeven; onderzoeken; keuren)
untersuchen; prüfen; überprüfen; testen; kontrollieren; ausprobieren; erproben; proben; inspizieren-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
ausprobieren verb (probiere aus, probierst aus, probiert aus, probierte aus, probiertet aus, ausprobiert)
-
testen (uittesten; toetsen; uitproberen)
prüfen; überprüfen; testen; ausprobieren; nachprüfen; experimentieren; erproben-
ausprobieren verb (probiere aus, probierst aus, probiert aus, probierte aus, probiertet aus, ausprobiert)
-
experimentieren verb (experimentiere, experimentierst, experimentiert, experimentierte, experimentiertet, experimentiert)
-
testen (examineren; overhoren; toetsen)
prüfen; testen; überprüfen; kontrollieren; nachsehen; nachprüfen; examinieren; abhören-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
Conjugations for testen:
o.t.t.
- test
- test
- test
- testen
- testen
- testen
o.v.t.
- testte
- testte
- testte
- testten
- testten
- testten
v.t.t.
- heb getest
- hebt getest
- heeft getest
- hebben getest
- hebben getest
- hebben getest
v.v.t.
- had getest
- had getest
- had getest
- hadden getest
- hadden getest
- hadden getest
o.t.t.t.
- zal testen
- zult testen
- zal testen
- zullen testen
- zullen testen
- zullen testen
o.v.t.t.
- zou testen
- zou testen
- zou testen
- zouden testen
- zouden testen
- zouden testen
en verder
- ben getest
- bent getest
- is getest
- zijn getest
- zijn getest
- zijn getest
diversen
- test!
- test!
- getest
- testend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for testen:
Related Words for "testen":
testen form of test:
-
de test (proefwerk; toets; repetitie)
die Prüfung; der Test; Examen; die Klassenarbeit; Proben; die Meisterprüfung; die Erprobung; die Abgangsprüfung; Repetieren -
de test (proef)
Translation Matrix for test:
Related Words for "test":
Wiktionary Translations for test:
test
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• test | → Probe | ↔ test — challenge, trial |
• test | → Examen; Prüfung | ↔ test — academics: examination |
• test | → Test; Prüfung | ↔ test — product examination |
• test | → Probe; Prüfung; Experiment; Versuch | ↔ essai — test |
• test | → Probe | ↔ test — Test d’essai |
• test | → Examen; Prüfung | ↔ test — Examen |